Instellingen
Volume achter
Volume achterin.
Als de parkeerhulp is inge-
schakeld, wordt het volume
Volume verlagen
van audiobron verlaagd vol-
gens de gekozen optie.
Instellin-
gen/scherpte van
Toon van het geluid voorin.
de klank voorin
Instellin-
gen/scherpte van
Toon van het geluid achterin.
de klank achterin
Foutmeldingen
Indien op het instrumentenpaneel een fout-
melding verschijnt in de parkeerhulp, is er een
storing.
Als deze storing niet is verdwenen voordat het
contact wordt uitgeschakeld, wordt ze niet
aangegeven de volgende keer dat de par-
keerhulp wordt geactiveerd.
In geval van een defect aan een sensor ach-
ter, worden uitsluitend obstakels getoond in
›››
de zone
afb.
208. In geval van een de-
A
fect aan een sensor vooraan, worden uitslui-
tend obstakels getoond in de zone
symbool
wordt getoond.
Het wordt aanbevolen de storing te laten re-
pareren in een gespecialiseerde werkplaats.
308
Rijden met een aanhangwagen
Weergave van de parkeerhulp op het
Afb. 211
scherm met aangekoppelde aanhangwagen.
Wanneer in wagens met in de fabriek gemon-
teerde trekhaak de aanhangwagen is aange-
sloten, worden de sensoren achteraan niet
geactiveerd bij het schakelen van de achter-
uitversnelling of het drukken op de toets
de mogelijke obstakels aan de achterzijde en
zijkanten van de wagen worden dan niet
weergegeven op het scherm en ook niet aan-
gegeven met geluidssignalen.
Op het display worden enkel de objecten ge-
toond die worden gedetecteerd aan de voor-
zijde, terwijl de weergave van het traject
wordt verborgen.
. Het
B
Rijden
De noodremfunctie dient om de kans op bot-
singen tot een minimum te beperken.
Afhankelijk van de uitrusting kan de manoeu-
vreerremfunctie bij actieve parkeerhulp het
noodremmen activeren wanneer een obsta-
kel met botsingsgevaar wordt waargenomen
op het traject, in elke rijrichting.
De functie zal niet remmen indien de parkeer-
hulp als gevolg van een automatische active-
ring ingeschakeld is. Voor de werking moet de
manoeuvreersnelheid tussen 2,5-10 km/u
(1,5-6 mpu) liggen voor het gebied vooraan
en tussen 1,5-10 km/u (1-6 mpu) voor het ge-
bied achteraan.
Na een ingreep blijft de manoeuvreerrem-
functie inactief in dezelfde rijrichting gedu-
;
rende 5 meter. Na het veranderen van de ver-
snelling of stand van de keuzehendel is de
functie weer actief. De beperkingen van de
parkeerhulp zijn van toepassing.
De manoeuvreerremfunctie wordt afgesteld
in het infotainmentsysteem met de functie-
toets > Instellingen > Parkeren en
manoeuvreren
●
vreerremfunctie mogelijk.
●
noeuvreerremfunctie niet mogelijk.
Manoeuvreerremfunctie
.
– maakt het gebruik van de manoeu-
on
– maakt het gebruik van de ma-
off