de laadstroom afhankelijk van de uitrusting
worden verlaagd in de laadinstellingen van
het infotainmentsysteem
Temperatuurcontrole
De temperatuurcontrole van de laadkabel
wordt geactiveerd wanneer de kabel te warm
wordt, bijv. omdat hij werd bewaard in een
bagageruimte die was blootgesteld aan ho-
ge temperaturen of intens zonlicht.
Wanneer het laadproces wordt onderbro-
ken, gaat de bedrijfsweergave uit en een van
de controlelampjes begint langzaam aan en
uit te gaan in groene kleur. Het waarschu-
wingslampje
gaat langzaam aan en uit in
4
rode kleur.
Trek de laadkabel uit en laat hem afkoelen.
●
Indien de fout zich opnieuw voordoet, vraag
●
dan hulp aan een professional.
Indien het laden doorgaat met een lagere
laadstroom, gaat naast de bedrijfsweergave
ook het waarschuwingslampje
den. De laadkabel moet enige tijd afkoelen.
De laadstroom neemt dan automatisch weer
toe.
Storingsweergaven
Indien het waarschuwingslampje
knippert of oplicht zonder dat tegelijk een
›››
controlelampje
afb. 234
346
de bedrijfsweergave gaat branden, is er een
storing.
›››
pag.
336.
Indicatie
234
knippert,
1
brandt of knippert
knippert,
2
brandt of knippert
knippert,
3
brandt of knippert
Het laadproces wordt onderbroken of gean-
nuleerd.
Neem de aanwijzingen aan de achterzijde
●
van de beveiligingen in acht.
Indien de storing zich blijft voordoen, vraag
●
dan hulp aan een professional.
Let op
Indien er tijdens het laadproces een andere
aansluiting op het net is of de wagen zich
rood bran-
4
juist naast hoogvoltkabels bevindt, is in
sommige gevallen het laden in een stop-
contact niet mogelijk. Bijkomende netaan-
sluitingen:
Aansluiting van een lader voor de 12 volt
●
accu.
rood
4
Contact met een gereedschap dat is
●
aangesloten op het net, bijv. hefbrug.
,
of
van
1
2
3
Accu
›››
afb.
Betekenis
4
Storing in de voeding.
4
Storing in de beveiliging.
4
Storing in de wagen.