of beschadiging van de apparatuur tot ge-
volg hebben.
Koppelen, aansluiten en beheren
Vereiste voor de koppeling:
Bluetooth® is geactiveerd op de mobiele
●
telefoon.
Bluetooth® is geactiveerd in de infotain-
●
ment.
Naargelang de mobiele telefoon kan het
●
nodig zijn om het Bluetooth®-menu te ope-
nen of de optie Zichtbaarheid te activeren,
zodat het apparaat zichtbaar is vanaf het in-
fotainmentsysteem.
Koppel een mobiele telefoon die geschikt is
voor telefonie met het infotainmentsysteem,
om de functies van de telefooninterface te
kunnen gebruiken. Bij de eerste aansluiting
wordt de mobiele telefoon gekoppeld aan
het infotainmentsysteem. Daarbij wordt een
gebruikersprofiel opgeslagen
De koppeling kan enkele minuten duren. De
beschikbare functies hangen af van de ge-
bruikte mobiele telefoon en zijn besturings-
systeem.
224
Infotainmentsysteem
Een mobiele telefoon koppelen
Open de lijst van beschikbare Bluetooth®-
●
apparaten op de mobiele telefoon en selec-
teer de naam van de infotainment.
Bevestig eventuele berichten die verschij-
●
nen op de mobiele telefoon en de infotain-
ment. Indien de koppeling juist is uitgevoerd,
worden de gegevens van de telefoon opge-
slagen in het gebruikersprofiel.
Optioneel: bevestig het bericht van datao-
●
verdracht op de mobiele telefoon.
Actieve en passieve verbinding
Om de functies van de telefooninterface te
gebruiken, moet minstens één mobiele tele-
foon zijn verbonden met de infotainment. In-
dien verscheidene mobiele telefoons zijn ver-
bonden met de infotainment, kunt u wisselen
tussen de actieve en passieve verbindingen.
Om de telefooninterface te gebruiken met de
gewenste mobiele telefoon, brengt u de ac-
tieve verbinding met de infotainment tot
stand.
›››
pag.
224.
Verschil tussen de verbindingstypen
Primair
De mobiele telefoon is gekoppeld en
verbonden. De functies van de tele-
fooninterface worden uitgevoerd met
de gegevens van die mobiele telefoon.
De mobiele telefoon is gekoppeld en
verbonden. De oproepen kunnen wor-
Secundair
den beheerd maar het telefoonboek,
de berichten en andere functies zijn
niet actief.
De gekoppelde mobiele telefoons zitten op-
geslagen in de infotainment, hoewel ze op
dat moment niet verbonden zijn.
Een mobiele telefoon verbinden
Voorwaarde: de mobiele telefoon is gekop-
peld met de infotainment.
Activeer Bluetooth® op de mobiele tele-
●
foon.
Een actieve verbinding tot stand brengen
Voorwaarde: verscheidene mobiele telefoons
zijn tegelijk verbonden met de infotainment.
Selecteer de gewenste mobiele telefoon in
●
het uitrolmenu. De overige mobiele telefoons
bevinden zich automatisch in passieve ver-
binding.
Gebruikersprofielen
Voor elke gekoppelde mobiele telefoon wordt
automatisch een individueel gebruikersprofiel
aangemaakt. In het gebruikersprofiel worden
gegevens van de mobiele telefoon opgesla-
gen, bijvoorbeeld contactgegevens of instel-
lingen. In het infotainmentsysteem kunnen
maximaal vier gebruikersprofielen tegelijk
worden opgeslagen.