Blijf altijd paraat om de auto op elk ogen-
●
blik te remmen.
Het automatisch remmen stopt na onge-
●
veer 1,5 seconde. Rem vervolgens zelf de
auto.
Hulpsystemen om te parke-
ren en manoeuvreren (Park
Pilot)
Inleiding tot thema
Deze hulpsystemen helpen u bij het parkeren
en manoeuvreren:
›››
Parkeerhulp Plus
pag.
–
schuwt de bestuurder middels visuele en
akoestische meldingen voor gedetecteerde
obstakels voor en achter de wagen.
Hulp bij het achteruit parkeren
–
309. Waarschuwt de bestuurder middels
visuele en akoestische meldingen voor ob-
stakels gedetecteerd achter de wagen
›››
pag.
309.
ATTENTIE
Houd altijd het verkeer en de directe om-
●
geving van de wagen ook zelf in het oog. De
hulpsystemen kunnen de oplettendheid
van de bestuurder niet vervangen. De ver-
304
antwoordelijkheid rust altijd bij de bestuur-
der.
De sensoren hebben dode hoeken waarin
●
personen en objecten niet kunnen worden
waargenomen. Let in het bijzonder op kin-
deren en dieren.
Zorg altijd dat u visueel contact heeft
●
met de omgeving van de wagen: gebruik
ook de spiegels.
VOORZICHTIG
De functies van de parkeerhulp kunnen be-
invloed worden door diverse factoren die
kunnen leiden tot schade:
Onder bepaalde omstandigheden kan
●
het systeem bepaalde objecten niet detec-
teren:
305. Waar-
kettingen, aanhangerdissels, stangen,
–
vangrails, palen en dunne bomen.
Objecten die zich hoger dan de senso-
–
ren bevinden, zoals uitstekende delen
›››
pag.
van een muur.
Objecten met bepaalde oppervlakken
–
of structuren, zoals uitstekende delen
in een hekwerk of stuifsneeuw.
Het oppervlak van bepaalde voorwerpen
●
en kledingstukken kan de signalen van de
ultrasoonsensoren niet weerkaatsen. Het
systeem kan deze voorwerpen en personen
met de genoemde kleding niet goed detec-
teren.
Rijden
Externe geluidsbronnen kunnen de signa-
●
len van de sensoren beïnvloeden. Dit kan
ertoe leiden dat de aanwezigheid van per-
sonen of voorwerpen niet vastgesteld
wordt.
Kleine hindernissen die reeds zijn gemeld
●
door een waarschuwing, kunnen bij het na-
deren uit het meetbereik van het systeem
verdwijnen en daarom niet meer worden
gemeld. Ook bepaalde voorwerpen zoals
hoge stoepranden worden door het sys-
teem soms niet waargenomen, waardoor
de onderkant van de wagen beschadigd
kan raken.
Indien de waarschuwingen van de par-
●
keerhulp wordt genegeerd, kan de wagen
aanzienlijke schade oplopen.
Schade aan de radiateurgrille, bumpers,
●
wielkast en onderzijde van de wagen kan
de oriëntatie van de sensoren wijzigen. Dit
kan weer invloed hebben op de werking
van de parkeerhulp. Laat de wagen door
een gespecialiseerde werkplaats repare-
ren.
Een kentekenplaat of kentekenplaathou-
●
der met afmetingen die groter zijn dan de
opening voor de kentekenplaat, of een ge-
bogen of vervormde kentekenplaat kan er-
toe leiden dat er verkeerde detecties
plaatsvinden of de sensoren zicht verlie-
zen.