Let op
In wagens met automatische versnel-
●
lingsbak kunt u zelf bepalen of de motor
moet worden afgezet of niet door minder of
meer kracht op het rempedaal uit te oefe-
nen. Als u het rempedaal slechts voorzich-
tig intrapt, bijv. in een file waarin regelma-
tig wordt opgetrokken en afgeremd, dan
wordt de motor niet afgezet bij stilstand
van de wagen. Zodra u het rempedaal flink
intrapt, stopt de motor.
Bij stilstand moet u het rempedaal inge-
●
trapt houden zodat de wagen niet kan be-
wegen.
Als bij wagens met schakelbak de motor
●
"afslaat", kan die opnieuw worden gestart
door het koppelingspedaal in te trappen.
Als bij wagens met automatische versnel-
●
lingsbak de hendel in de stand D, N of S
wordt gezet nadat de achteruit is gekozen,
moet eerst harder dan 10 km/u (6 mpu)
vooruit worden gereden voordat het sys-
teem de motor weer stopt.
Starten en rijden
Het start-stopsysteem handmatig
in- en uitschakelen
Middenconsole: toets van het start-
Afb. 167
stopsysteem.
Als u het systeem niet wilt gebruikt, kunt u dit
handmatig uitschakelen.
Om het start-stopsysteem handmatig uit of
●
in te schakelen, drukt u op de toets
167.
Als het systeem is uitgeschakeld, blijft het
toetssymbool
geel branden.
Let op
Het systeem wordt ingeschakeld telkens
wanneer u de motor zelf uitzet.
Schakelbak
Schakelen
Schakelschema van handgeschakel-
Afb. 168
de 6-versnellingsbak.
In de versnellingshendel zijn de standen van
›››
afb.
de versnellingen aangeduid
Houd het koppelingspedaal helemaal inge-
●
trapt.
Zet de versnellingshendel in de gewenste
●
stand.
Laat het koppelingspedaal los.
●
Achteruitversnelling inschakelen
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de wagen stilstaat.
›››
afb.
168.
»
239