vermindering van het motorvermogen lei-
den.
Als de beschreven systemen ingrijpen
●
kunnen bedrijfsgeluiden optreden.
Als het controlelampje
of
●
er sprake van een afwijkende situatie
›››
pag.
88.
Wijzigingen aan de wagen (bijv. aan de
●
motor, aan het remsysteem, aan het onder-
stel of een andere wiel-bandcombinatie)
kunnen de werking van het ABS, ASR en EDS
beïnvloeden.
De ESC en ASR in- en uitschakelen
ESC wordt automatisch ingeschakeld wan-
neer de motor wordt aangezet en werkt enkel
met draaiende motor; het bevat de systemen
ABS, EDS en ASR.
De ASR-functie moet enkel uitgeschakeld
worden in situaties waarin niet voldoende
tractie wordt gehaald.
Naargelang de afwerking en versie bestaat
de mogelijkheid om enkel ASR uit te schake-
len of ESC in stand "Sport" te activeren.
1)
In wagens met vierwielaandrijving wordt de
›››
ASR volledig uitgeschakeld
.
2)
Enkel voor 4Drive-modellen.
Remmen en parkeren
De ASR in- en uitschakelen
De ASR kan worden uit- en ingeschakeld
●
met het infotainmentsysteem
wagens met informatiesysteem voor de be-
stuurder wordt de overeenkomstige melding
oplicht, is
getoond.
Bij uitgeschakelde ASR gaat ook het controle-
lampje
branden in het instrumentenpaneel.
De ESC uit- en inschakelen in modus
"Sport"
De ESC in "Sport"-modus kan worden uit-
●
en ingeschakeld met het infotainmentsys-
›››
teem
pag.
systeem voor de bestuurder wordt de over-
eenkomstige melding getoond.
Bij ingeschakelde "Sport"-functie wordt het
ingrijpen van de ESC om de wagen te stabili-
seren en van de aandrijfslipregeling (ASR
beperkt. Ook gaat het controlelampje
branden in het instrumentenpaneel.
ESC in stand "Offroad"
Met de draaiknop (Driving Experience button)
selecteert u het Offroad-profiel om het in te
›››
schakelen
van de ESC zoals die van ASR, EDS en het
›››
pag.
90. Bij
90. Bij wagens met informatie-
1)
)
2)
pag.
251. Alle tussenkomsten
ABS-systeem passen zich aan het terrein met
onregelmatige ondergrond aan.
In de volgende uitzonderlijke situaties kan het
zin hebben om het Offroad-profiel te active-
ren zodat de wielen kunnen slippen:
Bij het "losschommelen" van de vastgere-
●
den wagen.
Rijden in diepe sneeuw of bij losse onder-
●
grond.
Bij het rijden op hobbelige rijbanen met
●
sterk onbelaste wielen (diagonale verdraaiing
van de assen).
Steile hellingen afrijden met remmen op
●
onverhard terrein.
Voor uw veiligheid wordt het aanbevolen om
het Offroad-profiel uit te zetten wanneer het
niet strikt noodzakelijk is.
Voor het uitschakelen van het "Offroad"-pro-
fiel selecteert u een andere rijmodus.
ESC in stand "Snow"
2)
Met de draaiknop (Driving Experience button)
selecteert u het "Snow"-profiel om het in te
›››
schakelen
pag.
251. De tussenkomsten
van de aandrijfslipregeling ASR passen zich
aan de grip van besneeuwde wegen aan.
»
295