1.6 Bedoeld gebruik
UR-robots zijn industrieel en bedoeld voor de behandeling van gereedschappen/eindeffectoren
en bevestigingen, of voor de verwerking of het vervoer van onderdelen of producten. Voor infor-
matie over de omgevingscondities waaronder de robot moet functioneren, ziet u bijlagen B en
D.
UR-robots zijn uitgerust met speciale veiligheidsfuncties, die speciaal ontwikkeld zijn om gecom-
bineerd gebruik mogelijk te maken, waarbij de robot werkt zonder hekken en/of samen met een
persoon.
Gecombineerd gebruik is alleen bedoeld voor niet-gevaarlijke toepassingen, waarbij de volledige
toepassing, inclusief gereedschap/eindeffector, werkobject, obstakels en andere machines, vrij
is van aanzienlijke gevaren in overeenstemming met de risicobeoordeling van de specifieke toe-
passing.
Ieder gebruik of toepassing die afwijkt van het bedoelde gebruik wordt gezien als ongeoorloofd
misbruik. Dit omvat, maar is niet beperkt tot:
• Gebruik in mogelijk explosieve omgevingen
• Gebruik bij medische en levenskritieke toepassingen
• Gebruik voor uitvoeren van een beoordelingsrisico
• Gebruik buiten de genoemde specificaties
• Gebruik als opstapje
• Gebruik buiten de toegestane operationele parameters
1.7 Risicobeoordeling
Een van de belangrijkste taken van een integrator is de uitvoering van een risicobeoordeling. In
veel landen is dit bij wet verplicht. De robot zelf is een gedeeltelijk voltooide machine, omdat de
veiligheid van de robotinstallatie afhankelijk is van hoe de robot geïntegreerd wordt (bv. gereed-
schap/eindeffector, obstakels en andere machines).
De integrator wordt aangeraden gebruik te maken van ISO 12100 en ISO 10218-2 voor het uit-
voeren van een risicobeoordeling. Daarnaast kan de integrator ervoor kiezen de Technische
Specificatie ISO/TS 15066 als extra richtlijn te gebruiken.
UR5e/CB5
VOORZORGSMAATREGEL:
1. Als de robot gecombineerd wordt of werkt met machines die
de robot kunnen beschadigen, dan is het zeer aan te raden
alle functies en het robotprogramma afzonderlijk te testen. Er
wordt ook aangeraden het robotprogramma te testen met tij-
delijke waypoints buiten het werkbereik van andere machines.
2. Stel de robot niet bloot aan permanente magnetische velden.
Zeer sterke magnetische velden kunnen de robot beschadi-
gen.
I-8
1.7 Risicobeoordeling
Versie 5.0.0