13.2 Veiligheidsmenu-instellingen
Opmerking: de TCP hoeft niet te worden gesynchroniseerd om een gereedschap goed te defini-
ëren en gebruiken.
U kunt het gereedschap een andere naam geven door op het tabblad potlood te drukken naast
de weergegeven gereedschapsnaam. U kunt ook de Radius bepalen met een toegestaan bereik
van 0-300 mm. De limiet verschijnt in het grafiekvlak als een punt of een bol, afhankelijk van de
grootte van de radius.
13.2.7 Gereedschapsrichting
Het scherm gereedschapsrichting kan worden gebruikt om de hoek te beperken waarin het ge-
reedschap wijst. De limiet wordt gedefinieerd door een kegel die een vaste oriëntatie heeft ten
opzichte van de basis van de robotarm. Terwijl de robotarm beweegt, wordt de gereedschaps-
richting beperkt, zodat deze binnen de gedefinieerde kegel blijft. De standaardrichting van het
gereedschap komt overeen met de Z-as van de uitgangsflens van het gereedschap. Deze kan
aan de hand van de kantel- en panhoeken worden aangepast.
Voordat u de limiet configureert, moet u een punt of vlak in de robotinstallatie definiëren (zie 17.3).
De functie kan worden gekopieerd en de Z-as kan worden gebruikt als het midden van de kegel
die de limiet definieert.
Versie 5.0.0
OPMERKING:
Configuratie van de gereedschapsrichting is op functies geba-
seerd. Wij raden aan dat u de gewenste functie(s) aanmaakt voor-
dat u de veiligheidsconfiguratie bewerkt, omdat de robotarm uit-
schakelt nadat het veiligheidstabblad is ontgrendeld, waardoor het
onmogelijk is nieuwe functies te definiëren.
II-25
CB5