• De Veiligheidscontrolesom wijzigt als u de instellingen voor de Veiligheidsfuncties wijzigt,
omdat de Veiligheidscontrolesom alleen maar wordt gegeneerd door de veiligheidsinstel-
lingen.
• U moet uw wijzigingen toepassen op de Veiligheidsconfiguratie zodat de Veiligheidscon-
trolesom uw wijzigingen weergeeft.
13.2 Veiligheidsmenu-instellingen
Deze paragraaf definieert de Veiligheidsmenu-instellingen die de Veiligheidsconfiguratie van uw
robot vormen.
13.2.1 Robotlimieten
Met Robotlimieten kunt u de algemene robotbewegingen beperken. Het scherm Robotlimieten
heeft twee configuratieopties: Fabrieksinstellingen en Aangepast.
1. Fabrieksinstellingen is waar u de schuifbalk kunt gebruiken om een van tevoren bepaalde
veiligheidsinstelling te selecteren. De waarden in de tabel worden bijgewerkt om de voor-
ingestelde waarden weer te geven van Meest beperkt tot Minst beperkt
Let op: Schuifbalkwaarden zijn slechts suggesties en mogen een eigen risicobeoordeling
niet vervangen.
2. Aangepast is waar u limieten kunt instellen over hoe de robot werkt en toezicht houdt op
de gerelateerde tolerantie.
Voeding beperkt maximum mechanische werk dat door de robot in de omgeving wordt
geproduceerd.
Let op: deze limiet beschouwt de belasting een onderdeel van de robot en niet van de
omgeving.
Momentum beperkt maximum robotmomentum.
Stoptijd beperkt maximumtijd die nodig is om de robot te stoppen bv. wanneer een nood-
stop is geactiveerd.
CB5
13.2 Veiligheidsmenu-instellingen
II-18
Versie 5.0.0