Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Robotaansluiting - Universal Robots UR10/CB3 Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

5.7 Robotaansluiting

De netvoeding moet minimaal zijn voorzien van de volgende zaken:
Het wordt aanbevolen om een hoofdschakelaar te installeren om alle apparatuur in
de robottoepassing uit te schakelen als een eenvoudig middel om alle stroomtoe-
voer te verbreken tijdens het onderhoud.
De elektrische specificaties worden in de tabel hieronder weergegeven.
5.7 Robotaansluiting
De kabel van de robot moet worden aangesloten op de connector aan de onder-
kant van de regelkast, zie afbeelding hieronder. Zorg ervoor dat de connector goed
gesloten is voordat de robotarm wordt ingeschakeld. Het loskoppelen van de ro-
botkabel mag alleen plaatsvinden wanneer de stroomvoorziening van de robot is
uitgeschakeld.
Versie 3.2
(rev. 21833)
• Massaverbinding.
• Netzekering.
• Reststroomapparaat.
Parameter
Ingangsspanning
Externe zekering (@ 100-200V)
Externe zekering (@ 200-240V)
Ingangsfrequentie
Stand-byvermogen
Nominaal bedrijfsvermogen
GEVAAR:
1. Controleer of de robot correct geaard is (elektrische verbin-
ding met aarding). Gebruik de ongebruikte bouten met de
aardingssymbolen in de regelkast voor gemeenschappelijke
aarding van alle apparatuur in het systeem. De aardings-
geleider moet ten minste het nominale stroombereik van de
hoogste stroomwaarde in het systeem hebben.
2. Zorg ervoor dat het ingaand vermogen naar de regelkast be-
schermd is met een aardlekschakelaar en de juiste zekering.
3. Verbreek alle stroomtoevoer naar de volledige robotinstallatie
tijdens onderhoud. Er mogen geen andere apparaten stroom
leveren aan de robot-I/O als het systeem vergrendeld is.
4. Zorg ervoor dat alle kabels zijn aangesloten voordat u de re-
gelkast aanzet. Gebruik altijd een origineel en correct voe-
dingssnoer.
Min.
Type
100
-
15
-
8
-
47
-
-
-
90
250
I-43
Max.
Eenheid
240
VAC
16
A
16
A
63
Hz
0,5
W
500
W
UR10/CB3

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave