Effect Uitvoering van het programma wordt afgebroken wanneer de afwijking
van de gereedschapsori¨ e ntatie op het punt staat de ingevoerde maximum afwij-
king minus de tolerantie te overschrijden (zie 10.4), als het doorgaat te bewegen
langs het voorspelde traject. Merk op dat het minteken weergegeven bij de toleran-
tiewaarde slechts daar is om aan te geven dat de tolerantie wordt afgetrokken van
de werkelijke ingevoerde waarde. Het veiligheidssysteem zal een Stop Categorie 0
uitvoeren indien de afwijking van de gereedschapsori¨ e ntatie de limiet overschrijdt
(zonder tolerantie).
10.13 Veiligheids-I/O
Dit scherm bevat de Veiligheidsfuncties voor te configureren ingangen en uitgangen
(I/O's). De I/O's zijn verdeeld tussen de ingangen en uitgangen en zijn gekoppeld
zodat elke functie een Categorie vormt
Elke Veiligheidsfunctie kan slechts ´ e ´ e n paar I/O's regelen. Als u dezelfde functie
een tweede keer wilt selecteren, wordt het eerste paar I/O's dat eerder ingesteld is,
verwijderd. Er zijn 5 Veiligheidsfuncties voor ingangssignalen, en 4 voor uitgangs-
signalen.
10.13.1 Ingangssignalen
Voor ingangssignalen kunnen de volgende Veiligheidsfuncties geselecteerd worden:
Noodstop, Verminderde Modus, Beveiligde Stop Reset, 3-positieschakelaar
en Bedrijfsmodus.
Noodstop Als deze geselecteerd is hebt u de mogelijkheid een alternatieve Noodstop
op te nemen naast de knop op de Programmeereenheid. Dit biedt dezelfde functi-
2
Conform ISO 13849-1, zie Verklarende Woordenlijst voor meer informatie.
CB3
2
3 en PLd I/O.
II-20
10.13 Veiligheids-I/O
Versie 3.2
(rev. 21833)