16.1 Algemeen
16.1.4 Variabelen
Variabelen die op het scherm Variabelen gecreëerd worden, worden installatievariabelen ge-
noemd en worden gebruikt net als normale programmavariabelen. Installatievariabelen zijn ver-
schillend omdat ze hun waarde behouden, zelfs als een programma stopt en dan weer start, en
wanneer de robotarm en/of regelkast uitgeschakeld en dan weer ingeschakeld wordt. Hun na-
men en waarden worden opgeslagen tijdens de installatie, dus het is mogelijk dezelfde variabele
te gebruiken in meerdere programma's.
Door op Nieuw creëren te drukken wordt een scherm weergegeven met een voorgestelde naam
voor de nieuwe variabele. De naam kan gewijzigd worden en de waarde kan ingevoerd worden
via het aanraken van het tekstveld. Er kan alleen op de knop OK worden getikt als de nieuwe
naam nog niet gebruikt is in deze installatie.
Het is mogelijk de waarde van een installatievariabele te wijzigen door de variabele in de lijst te
markeren en te klikken op Waarde bewerken.
Selecteer, om een variabele te verwijderen, en tik op Verwijderen.
Na het configureren van de installatievariabelen, moet de installatie zelf opgeslagen worden om
de configuratie te bewaren.
De installatievariabelen en hun waarden worden iedere 10 minuten automatisch opgeslagen.
Als een programma of installatie geladen is en een of meer van de programmavariabelen hebben
dezelfde naam als de installatievariabelen, krijgt de gebruiker twee opties om het probleem op
te lossen met behulp van de installatievariabelen van dezelfde naam in plaats van de program-
mavariabele of door de conflicterende variabelen automatisch te laten hernoemen.
e-Series
II-96
Versie 5.4