13.2 Veiligheidsmenu-instellingen
Synchronisatie met uitganspositie
1. Tik in de koptekst op Installatie.
2. Tik in het zijmenu links op Veiligheid en selecteer Veilige uitgangspositie.
3. Tik onder Veilige uitgangspositie op Synchronisatie met uitganspositie.
4. Tik op Toepassen en selecteer Toepassen en opnieuw starten in het dialoogvenster dat
wordt weergeven.
Uitgang veilige uitgangspositie
De veilige uitgangspositie moet worden gedefinieerd voor de uitgang veilige uitgangspositie
(zie 13.2.9).
Definiëren van de uitgang veilige uitgangspositie
1. Tik in de koptekst op Installatie.
2. Tik in het zijmenu links op Veiligheid en selecteer I/O.
3. Selecteer Veilige uitgangspositie in het keuzemenu onder Functietoewijzing bij het uit-
gangssignaal in het I/O-scherm.
4. Tik op Toepassen en selecteer Toepassen en opnieuw starten in het dialoogvenster dat
wordt weergeven.
Veilige uitgangspositie bewerken
Door de uitgangspositie te bewerken, wordt een eerder gedefinieerde veilige uitgangspositie niet
automatisch aangepast. Wanneer deze waarden niet synchroon zijn, is de programmanode Uit-
gangspositie ongedefinieerd.
Veilige uitgangspositie bewerken
1. Tik in de koptekst op Installatie.
2. Selecteer in het zijmenu links Uitgangspositie onder Algemeen.
3. Tik op Positie bewerken, stel de nieuwe robotarmpositie in en tik op OK.
4. Selecteer in het zijmenu links Veilige uitgangspositie onder Veiligheid. Opmerking: er is
een veiligheidswachtwoord vereist om de veiligheidsinstellingen te ontgrendelen (zie 13.1.2).
5. Tik onder Veilige uitgangspositie op Synchronisatie met uitganspositie
Versie 5.4
II-33
e-Series