14
Cyclusverloop nabewerken
1 De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang naar de eerste sleufzijde.
2 De besturing bewerkt de zijwand van de sleuf na met de gedefinieerde aanzet
Q505.
3 De besturing bewerkt de halve sleufbreedte na met de gedefinieerde aanzet.
4 De besturing trekt het gereedschap in ijlgang terug.
5 De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang naar de tweede sleufzijde.
6 De besturing bewerkt de zijwand van de sleuf na met de gedefinieerde aanzet
Q505.
7 De besturing bewerkt de halve sleufbreedte na met de gedefinieerde aanzet.
8 De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang terug naar het startpunt van
de cyclus.
Instructies
Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE TURN
uitvoeren.
De gereedschapspositie bij de cyclusoproep bepaalt de grootte van het te
verspanen gedeelte (startpunt van de cyclus).
Aanwijzingen voor het programmeren
Positioneerregel vóór het oproepen van de cyclus naar de startpositie met radius-
correctie R0 programmeren.
Via FUNCTION TURNDATA CORR TCS: Z/X DCW en/of door invoer in de kolom
DCW van de draaigereedschapstabel kan een overmaat op de breedte van
de steekbeitel geactiveerd worden. DCW kan positieve en negatieve waarden
aannemen en wordt bij de breedte van de steekbeitel opgeteld: CUTWIDTH
+ DCWTab + FUNCTION TURNDATA CORR TCS: Z/X DCW. Terwijl een in de
tabel ingevoerde DCW in de grafische weergave actief is, is een via FUNCTION
TURNDATA CORR TCS geprogrammeerde DCW niet zichtbaar.
Als kamersteken actief is (Q562 = 1) en de waarde Q462 TERUGTREKMODUS
ongelijk is aan 0, geeft de besturing een foutmelding.
792
Bewerkingscycli | Cycli voor frees-draaibewerking
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022