Bewerkingscycli | Cycli voor freesbewerking
Cyclusverloop
Q560=1:
1 De besturing voert eerst een spilstop (M5) uit
2 De besturing oriënteert de gereedschapsspil naar het opgegeven rotatiecentrum.
Daarbij wordt rekening gehouden met de opgegeven spiloriëntatiehoek Q336.
Indien gedefinieerd, wordt bovendien rekening gehouden met de waarde "ORI",
die eventueel in de gereedschapstabel is opgegeven
3 De gereedschapsspil is nu aan de positie van de lineaire assen gekoppeld. De spil
volgt de nominale positie van de hoofdassen
4 Om de koppeling te beëindigen, moet deze door de operator worden opgeheven.
(Via cyclus 291 of via programma-einde/interne stop)
Q560=0:
1 De besturing heft de spilkoppeling op
2 De gereedschapsspil is niet langer aan de positie van de lineaire assen gekoppeld
3 De bewerking met cyclus 291 interpolatiedraaien is voltooid
4 Wanneer Q560=0, zijn de parameters Q336, Q216, Q217 niet relevant
Instructies
De cyclus is uitsluitend op machines met een gestuurde spil uitvoerbaar.
Evt. bewaakt uw besturing dat er bij stilstaande spil niet met aanzet
mag worden gepositioneerd. Neem hiervoor contact op met uw
machinefabrikant.
Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL
uitvoeren.
Cyclus 291 is CALL-actief
Deze cyclus kan ook bij gezwenkt bewerkingsvlak worden uitgevoerd.
Houd er rekening mee dat voor de cyclusoproep de ashoek gelijk moet zijn aan
de zwenkhoek! Alleen dan kan een correcte koppeling van de assen plaatsvinden.
Wanneer cyclus 8 SPIEGELEN actief is, voert de besturing de cyclus voor het
interpolatiedraaien niet uit.
Wanneer cyclus 26 MAATFACTOR ASSPEC. actief is, en de maatfactor in een as
ongelijk aan 1 is, voert de besturing de cyclus voor interpolatiedraaien niet uit.
Aanwijzingen voor het programmeren
Een programmering van M3/M4 vervalt. Om de cirkelvormige beweging van de
lineaire assen te beschrijven, gebruikt u bijv. CC- en C-regels.
Let er bij het programmeren op dat noch het midden van de spil noch de snijplaat
naar het midden van de te draaien contour mag worden bewogen.
Programmeer de buitencontouren met een radius groter dan 0.
Programmeer de binnencontouren met een radius groter dan de gereed-
schapsradius.
Om ervoor te zorgen dat uw machine hoge baansnelheden kan bereiken,
definieert u vóór de cyclusoproep een grote tolerantie met cyclus 32.
Programmeer cyclus 32 met HSC-filter=1.
Na de definitie van cyclus 291 en CYCL CALL programmeert u uw gewenste
bewerking. Om de cirkelvormige beweging van de lineaire assen te beschrijven,
gebruikt u bijv. lineaire/poolregels.
Verdere informatie: "Voorbeeld interpolatiedraaien cyclus 291", Pagina 691
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022
14
641