Bewerkingscycli | Cycli die onafhankelijk zijn van de technologie
14.2.5
cyclus 205 UNIVERSEELBOREN
Toepassing
Met deze cyclus kunt u boringen met afnemende verplaatsing aanbrengen. U kunt
de cyclus met of zonder spaanbreken uitvoeren. Bij het bereiken van de diepte-
instelling voert de cyclus spanen uit. Als er al een voorboring aanwezig is, kunt u
een verdiept startpunt invoeren. U kunt in de cyclus optioneel een stilstandtijd op de
bodem van de boring definiëren. Deze stilstandtijd dient voor het vrijmaken op de
bodem van de boring.
Verdere informatie: "Verwijderen van spanen en spaanbreuk", Pagina 460
Cyclusverloop
1 De besturing positioneert het gereedschap in de gereedschaps met FMAX naar
de ingevoerde Veiligheidsafstand Q200 boven het COORD. OPPERVLAK Q203.
2 Wanneer in Q379 een verdiept startpunt wordt geprogrammeerd, verplaatst de
besturing met Q253 AANZET VOORPOS. naar de veiligheidsafstand boven het
verdiepte startpunt.
3 Het gereedschap boort met de aanzet Q206 AANZET DIEPTEVERPL. tot het
bereiken van de diepte-instelling.
4 Wanneer spaanbreken is gedefinieerd, verplaatst de besturing het gereedschap
met de terugtrekwaarde Q256 terug.
5 Bij het bereiken van de diepte-instelling trekt de besturing het gereedschap in de
gereedschapsas met terugtrekaanzet Q208 terug naar de veiligheidsafstand. De
veiligheidsafstand is boven de COORD. OPPERVLAK Q203.
6 Aansluitend verplaatst het gereedschap zich met Q373 BENAD.AANZET VERW
SP naar de ingevoerde voorstopafstand boven de laatst bereikte diepte-instelling.
7 Het gereedschap boort met aanzet Q206 tot het bereiken van de volgende diepte-
instelling. Wanneer een afnamewaarde Q212 is gedefinieerd, wordt de diepte-
instelling met elke aanzet met de afnamewaarde verminderd.
8 De besturing herhaalt dit proces (2 t/m 7) totdat de boordiepte is bereikt.
9 Wanneer u een stilstandtijd hebt ingevoerd, staat het gereedschap op de
bodem van de boring stil voor het vrijmaken. Ten slotte trekt de besturing het
gereedschap met de aanzet terugtrekken naar de veiligheidsafstand of 2e veilig-
heidsafstand terug. De 2e veiligheidsafstand Q204 werkt pas wanneer deze
groter is geprogrammeerd dan de veiligheidsafstand Q200.
Na het verwijderen van de spanen wordt de diepte van de volgende
spaanbreuk gerelateerd aan de laatste diepte-instelling.
Voorbeeld:
Q202 DIEPTEVERPLAATSING = 10 mm
Q257 BOORDPTE SPAANBREUK = 4 mm
De besturing maakt spaanbreken bij 4 mm en 8 mm. Bij 10 mm voert
deze verwijderen van de spanen uit. De volgende keer spaanbreken is
op 14 mm en 18 mm etc.
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022
14
455