Contour- en puntdefinities | Puntentabellen
Cycli 251 t/m 254
De besturing interpreteert de punten van het bewerkingsvlak als coördinaten van het
startpunt van de cyclus. Als u de in de puntentabel gedefinieerde coördinaten van de
gereedschapsas als startpuntcoördinaten wilt gebruiken, moet de bovenkant van het
werkstuk (Q203) met 0 worden gedefinieerd.
13.1.1
Puntentabel in het NC-programma selecteren met SEL PATTERN
U selecteert een puntentabel als volgt:
Wanneer de puntentabel niet in dezelfde directory als het NC-programma
opgeslagen is, moet u het volledige pad invoeren. In het venster Programma-
instellingen kunt u definiëren of de besturing absolute of relatieve paden maakt.
Verdere informatie: "Instellingen in het werkgebied Programma", Pagina 202
Voorbeeld
7 SEL PATTERN "TNC:\nc_prog\Positions.PNT
13.1.2
Cyclus met puntentabel oproepen
Om een cyclus op de in de puntentabel gedefinieerde punten op te roepen,
programmeert u de cyclusoproep met CYCL CALL PAT.
Met CYCL CALL PAT voert de besturing de puntentabel uit die u als laatste hebt
gedefinieerd.
U roept een cyclus in combinatie met een puntentabel als volgt op:
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022
NC-functie invoegen selecteren
De besturing opent het venster NC-functie invoegen.
SEL PATTERN selecteren
Bestandsselectie kiezen
De besturing opent een venster voor het selecteren van een
bestand.
Gewenste puntentabel met behulp van de mapstructuur
selecteren
Invoer bevestigen
De besturing beëindigt de NC-regel.
NC-functie invoegen selecteren
De besturing opent het venster NC-functie invoegen.
CYCL CALL PAT selecteren
Aanzet invoeren
Met deze aanzet verplaatst de besturing zich tussen
de punten van de puntentabel. Als u geen aanzet
invoert, verplaatst de besturing zich met de laatst
gedefinieerde aanzet.
Evt. additionele functies definiëren
Met toets END bevestigen
13
357