11
Functiebeschrijving
Met incrementele invoer wordt de waarde gedefinieerd waarmee de besturing
positioneert. De laatst geprogrammeerde coördinaten dienen hierbij als het
denkbeeldige nulpunt van het coördinatensysteem.
U legt incrementele coördinaten met I vóór elke asopgave vast.
11 L X+10 Y+10 RL F200 M3
12 L IX+20 IY+10
13 L IX+20 IY+10
11 CC X+45 Y+25
12 LP PR+30 PA+0 RR F300 M3
13 LP IPA+60
14 LP IPA+60
15 LP IPA+60
11.2
Basisprincipes van de baanfuncties
Toepassing
Wanneer u een NC-programma maakt, kunt u de afzonderlijke elementen van
de contour met de baanfuncties programmeren. U legt de eindpunten van de
contourelementen vast met coördinaten.
De besturing bepaalt de verplaatsing met behulp van de coördinaatgegevens, de
gereedschapsgegevens en de radiuscorrectie. De besturing plaatst tegelijkertijd alle
machine-assen die u in de NC-regel van een baanfunctie programmeert.
302
3
2
1
3
2
4
30
Baanfuncties | Basisprincipes van de coördinatendefinitie
; Absoluut op punt 1 plaatsen
; Incrementeel op punt 2 plaatsen
; Incrementeel op punt 3 plaatsen
1
; Pool cartesiaans en absoluut in twee
assen definiëren
; Absoluut op punt 1 plaatsen
; Incrementeel op punt 2 plaatsen
; Incrementeel op punt 3 plaatsen
; Incrementeel op punt 4 plaatsen
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022