Bewerkingscycli | Cycli voor frees-draaibewerking
Cyclusverloop nabewerken
1 De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang naar de eerste sleufzijde.
2 De besturing bewerkt de zijwand van de sleuf na met de gedefinieerde aanzet
Q505.
3 De besturing bewerkt de bodem van de sleuf na met de gedefinieerde aanzet.
4 De besturing trekt het gereedschap in ijlgang terug.
5 De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang naar de tweede sleufzijde.
6 De besturing bewerkt de zijwand van de sleuf na met de gedefinieerde aanzet
Q505.
7 De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang terug naar het startpunt van
de cyclus.
Instructies
Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE TURN
uitvoeren.
De gereedschapspositie bij de cyclusoproep (startpunt van de cyclus) beïnvloedt
het te verspanen gedeelte.
Vanaf de tweede verplaatsing reduceert de besturing elke volgende snijbeweging
met 0,1 mm. Hierdoor wordt de zijdelingse druk op het gereedschap verminderd.
Als in de cyclus een verspringingsbreedte Q508 is ingevoerd, reduceert de
besturing de snijbeweging met deze waarde. Het restmateriaal wordt aan het
einde van het voorsteken met een steekslag verspaand. De besturing komt met
een foutmelding wanneer de zijdelingse verspringing 80% van de effectieve snij-
kantbreedte overschrijdt effectieve snijkantbreedte = snijkantbreedte – 2*snij-
kantradius).
Als in CUTLENGTH een waarde is ingevoerd, dan wordt deze in acht genomen
bij het voorbewerken in de cyclus. Er volgt een aanwijzing en een automatische
verlaging van de diepte-instelling.
Aanwijzing voor het programmeren
Positioneerregel vóór het oproepen van de cyclus naar de startpositie met radius-
correctie R0 programmeren.
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022
14
763