Bewerkingscycli | Cycli voor freesbewerking
14.3.28 cyclus 23 NABEWERKEN DIEPTE
Toepassing
Met cyclus 23 NABEWERKEN DIEPTE wordt de in cyclus 20 geprogrammeerde
overmaat diepte nabewerkt. De besturing verplaatst het gereedschap voorzichtig
(verticale tangentiële cirkel) naar het te bewerken oppervlak, als er voldoende ruimte
beschikbaar is. Als er weinig ruimte is, verplaatst de besturing het gereedschap
loodrecht naar de diepte. Daarna wordt de nabewerkingsovermaat afgefreesd die bij
het ruimen is blijven bestaan.
Vóór de oproep van cyclus 23 moet u nog meer cycli programmeren:
Cyclus 14 CONTOUR of SEL CONTOUR
Cyclus 20 CONTOURDATA
evt. cyclus 21 VOORBOREN
evt. cyclus 22 RUIMEN
Cyclusverloop
1 De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang met FMAX naar de veilige
hoogte.
2 Daarna volgt een verplaatsing in de gereedschapsas met aanzet Q11.
3 De besturing verplaatst het gereedschap voorzichtig (verticale tangentiële cirkel)
naar het te bewerken oppervlak, als er voldoende ruimte beschikbaar is. Als er
weinig ruimte is, verplaatst de besturing het gereedschap loodrecht naar de
diepte
4 De nabewerkingsovermaat die bij het ruimen is blijven bestaan, wordt afgefreesd
5 Ten slotte verplaatst het gereedschap zich in de gereedschapsas terug naar
veilige hoogte, of naar de laatste vóór de cyclus geprogrammeerde positie. Dit
gedrag is afhankelijk van machineparameter posAfterContPocket (nr. 201007).
Instructies
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u de parameter posAfterContPocket (nr. 201007) op
ToolAxClearanceHeight hebt ingesteld, positioneert de besturing het
gereedschap na het cycluseinde uitsluitend in de gereedschapsas op de veilige
hoogte. De besturing positioneert het gereedschap niet op het bewerkingsvlak.
Gereedschap na cycluseinde met alle coördinaten van het bewerkingsvlak
positioneren, bijv. L X+80 Y+0 R0 FMAX
Na de cyclus een absolute positie programmeren, geen incrementele
verplaatsing
Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL
uitvoeren.
De besturing bepaalt automatisch het startpunt voor de nabewerking diepte. Het
startpunt is afhankelijk van de ruimte in de kamer.
De ingaande radius voor het positioneren op de einddiepte is intern vast gede-
finieerd en onafhankelijk van de insteekhoek van het gereedschap.
Als tijdens de bewerking M110 actief is, wordt bij aan de binnenkant gecor-
rigeerde cirkelbogen de aanzet dienovereenkomstig gereduceerd.
Deze cyclus bewaakt de gedefinieerde werklengte LU van het gereedschap.
Wanneer de LU-waarde kleiner is dan DIEPTE Q15, komt de besturing met een
foutmelding.
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022
AANWIJZING
14
589