Bewerkingscycli | Cycli voor freesbewerking
U kunt de volgende gereedschapstypen voor interpolatiedraaien gebruiken:
TYPE: ROUGH, met de bewerkingsrichtingen TO: 1, 7, 8
TYPE: FINISH, met de bewerkingsrichtingen TO: 1, 7, 8
TYPE: BUTTON, met de bewerkingsrichtingen TO: 1, 7, 8
U kunt de volgende gereedschapstypen niet voor interpolatiedraaien
gebruiken:
TYPE: ROUGH, met de bewerkingsrichtingen TO: 2 t/m 6
TYPE: FINISH, met de bewerkingsrichtingen TO: 2 t/m 6
TYPE: BUTTON, met de bewerkingsrichtingen TO: 2 t/m 6
TYPE: RECESS
TYPE: RECTURN
TYPE: THREAD
14.3.42 cyclus 292 IPO-DRAAIEN CONTOUR (optie #96)
Toepassing
Raadpleeg uw machinehandboek!
Deze functie moet door de machinefabrikant vrijgegeven en aangepast
worden.
Met cyclus 292 INTERPOLATIEDRAAIEN NABEWERKEN CONTOUR wordt de
gereedschapsspil aan de positie van de lineaire assen gekoppeld. Met deze cyclus
kunt u bepaalde rotatiesymmetrische contouren in het actieve bewerkingsvlak
maken. U kunt deze cyclus ook in het gezwenkte bewerkingsvlak uitvoeren. Het
rotatiemiddelpunt is het startpunt in het bewerkingsvlak bij de cyclusoproep.
Nadat de besturing deze cyclus heeft afgewerkt, is ook de spilkoppeling weer
gedeactiveerd.
Wanneer u met cyclus 292 werkt, definieert u eerst de gewenste contour in een
subprogramma en verwijst u met cyclus 14 of SEL CONTOUR naar deze contour.
Programmeer de contour met monotoon dalende of met monotoon stijgende
coördinaten. Het is met deze cyclus niet mogelijk ondersnijdingen te maken. Bij
invoer van Q560=1 kunt u de contour roteren, de oriëntatie van een snijkant vindt
naar het midden van een cirkel plaats. Voert u Q560=0 in, dan kunt u de contour
frezen, daarbij wordt de spil niet geroteerd.
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022
14
647