Download Print deze pagina
HEIDENHAIN TNC 310 Gebruikershandboek
Verberg thumbnails Zie ook voor TNC 310:

Advertenties

TNC 310
NC-software
286 140-xx
286 160-xx
Gebruikershandboek:
HEIDENHAIN-
klaartekstdialoog
1/00

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor HEIDENHAIN TNC 310

  • Pagina 1 TNC 310 NC-software 286 140-xx 286 160-xx Gebruikershandboek: HEIDENHAIN- klaartekstdialoog 1/00...
  • Pagina 2 Bedieningselementen van het beeldscherm Getallen ingeven, bewerken Beeldschermindeling kiezen Getallen Softkeys Decimaalteken Softkey-balken doorschakelen Voorteken omkeren Ingave afsluiten en dialoog voortzetten Machinetoetsen Regel afsluiten Asrichtingstoetsen Ingave van getalwaarden terugzetten of TNC- IJlgangtoets foutmelding wissen Rotatierichting spil Dialoog afbreken, programmadeel wissen Koelmiddel Programmeerondersteuning Gereedschap vrijgeven...
  • Pagina 5 Om de individuele ondersteuning van de aangestuurde machine te leren kennen, wordt geadviseerd contact op te nemen met de machinefabrikant. Veel machinefabrikanten en HEIDENHAIN bieden programmeercursussen aan voor de TNC's. Het volgen van een dergelijke cursus is zeker aan te bevelen, om tot in de finesses met de TNC-functies vertrouwd te raken.
  • Pagina 7 Inleiding Handbediening en uitrichten Positioneren met handingave Programmeren: basisprincipes, bestandsbeheer, programmeerondersteuning Programmeren: gereedschappen Programmeren: contouren programmeren Programmeren: additionele functies Programmeren: cycli Programmeren: onderprogramma's en herhaling van programmadelen Programmeren: Q-parameters Programmatest en programma-afloop 3D-tastsystemen MOD-functies Tabellen en overzichten HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 8 1 INLEIDING..1 1.1 De TNC 310..2 1.2 Beeldscherm en toetsenbord..3 1.3 Werkstanden..4 1.4 Statusweergaven..7 1.5 Accessoires: 3D-tastsystemen en elektronische handwielen van HEIDENHAIN..11 2 HANDBEDIENING EN UITRICHTEN..13 2.1 Inschakelen..14 2.2 Verplaatsen van de machine-assen..15 2.3 Spiltoerental S, aanzet F en additionele M-functie..18 2.4 Referentiepunt vastleggen (zonder 3D-tastsysteem)..19...
  • Pagina 9 Voorbeeld: cirkelbewegingen cartesiaans..76 Voorbeeld: volledige cirkel cartesiaans..77 6.5 Baanbewegingen – poolcoördinaten..78 Oorsprong poolcoördinaten: pool CC..78 Rechte LP ..79 Cirkelbaan CP om pool CC..79 Cirkelbaan CTP met tangentiale aansluiting..80 Schroeflijn (helix)..81 Voorbeeld: rechtebeweging pool ..83 Voorbeeld: helix ..84 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 10 7 PROGRAMMEREN: ADDITIONELE FUNCTIES..85 7.1 Additionele M-functies en STOP ingeven..86 7.2 Additionele functies voor controle van programma-afloop, spil en koelmiddel..87 7.3 Additionele functies voor coördinatengegevens..87 7.4 Additionele functies voor de baaninstelling..89 7.5 Additionele functie voor rotatie-assen..92 8 PROGRAMMEREN: CYCLI..93 8.1 Algemene informatie over de cycli..94 8.2 Boorcycli..96 DIEPBOREN (cyclus 1)..96 BOREN (cyclus 200)..98...
  • Pagina 11 9.1 Onderprogramma's en herhaling van programmadelen kenmerken..148 9.2 Onderprogramma's..148 9.3 Herhalingen van programmadelen..149 9.4 Nestingen..151 Onderprogramma in een onderprogramma ..151 Herhaling van programmadelen herhalen..152 Onderprogramma herhalen..153 9.5 Programmeervoorbeelden..154 Voorbeeld: contourfrezen in meerdere verplaatsingen ..154 Voorbeeld: boorgroepen ..155 Voorbeeld: boorgroepen met meerdere gereedschappen ..156 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 12 10 PROGRAMMEREN: Q-PARAMETERS..159 10.1 Het principe en een functie-overzicht..160 10.2 Productfamilies – Q-parameters in plaats van getalswaarden..161 10.3 Contouren d.m.v. wiskundige functies beschrijven..162 10.4 Hoekfuncties (trigonometrie) ..164 10.5 Indien/dan-beslissingen met Q-parameters ..165 10.6 Q-parameters controleren en veranderen ..166 10.7 Additionele functies ..167 10.8 Formule direct ingeven..173 10.9 Vooraf bezette Q-parameters..176 10.10 Programmeervoorbeelden..178...
  • Pagina 13 Elektronische handwielen..225 14.2 Pinbezetting en aansluitkabels voor de data-interface..226 Data-interface V.24/RS-232-C ..226 14.3 Technische informatie..227 De eigenschappen van de TNC..227 Programmeerbare functies..228 TNC-gegevens..228 14.4 TNC-foutmeldingen..229 TNC-foutmeldingen bij het programmeren..229 TNC-foutmeldingen bij programmatest en programma-afloop..229 14.5 Bufferbatterij verwisselen..232 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 15 Inleiding...
  • Pagina 16 De TNC 310 is geschikt om toe te passen op frees- en boormachines met maximaal 4 assen. In plaats van de vierde as kan ook de oriëntatie van de spil geprogrammeerd worden.
  • Pagina 17 één groot venster. Welk venster de TNC kan weergeven, hangt van de gekozen werkstand Veranderen van de beeldschermindeling: Beeldscherm-doorschakeltoets indrukken: de softkey-balk toont de mogelijke beeldschermindeling < Beeldschermindeling met softkey kiezen HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 18 Toetsenbord De afbeelding rechts toont de toetsen van het toetsenbord, die op basis van hun functie zijn gegroepeerd: MOD-functie, HELP-functie Ingave van getallen Toetsen voor dialoogvoering Pijltoetsen en sprongfunctie GOTO Werkstanden Machinetoetsen Override-draaiknoppen voor spiltoerental/aanzet De functies van de toetsen worden stuk voor stuk op de eerste uitklapbare bladzijde beschreven.
  • Pagina 19 Voor eenvoudige bewerkingen of voor het voorpositioneren van het gereedschap is de werkstand Positioneren met handingave geschikt. Hier kan een kort programma in HEIDENHAIN-klaartekst- dialoog worden ingegeven en direct worden uitgevoerd. Ook de cycli van de TNC kunnen opgeroepen worden. Het programma wordt in het bestand $MDI opgeslagen.
  • Pagina 20 Programmatest De TNC simuleert programma's en delen van programma's in de werkstand Programmatest, om b.v. geometrische onverdraagzaamheden, ontbrekende of foutieve ingaven in het programma en beschadigingen van het te bewerken oppervlak te ontdekken. De simulatie wordt grafisch met verschillende aanzichten ondersteund. De programmatest wordt via de softkey in de werkstand Programma-afloop geactiveerd.
  • Pagina 21 1.4 Statusweergaven „Algemene“ statusweergave De statusweergave informeert over de actuele toestand van de machine. Zij verschijnt automatisch in alle werkstanden In de werkstanden Handbediening en El. handwiel en positioneren met handingave verschijnt de positieweergave in het grote venster HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 22 Informatie over de statusweergave Symbool Betekenis Actuele of nominale coördinaten van de actuele positie X Y Z Machine-assen M Toerental S, aanzet F en werkzame additionele M-functie Programma-afloop is gestart As is geklemd Assen worden, rekening houdend met de basisrotatie, verplaatst Additionele statusweergaven De additionele statusweergaven geven gedetailleerde informatie...
  • Pagina 23 (5/3: 5 herhalingen geprogrammeerd, er moeten er nog 3 worden uitgevoerd) Bewerkingstijd Posities en coördinaten Naam hoofdprogramma / actief regelnummer Positieweergave Soort positieweergave, b.v. restweg Hoek basisrotatie HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 24 Informatie over de gereedschappen Weergave T: gereedschapsnummer Gereedschapsas Gereedschapslengten en -radius Overmaten (deltawaarden) vanuit de TOOL CALL -regel Coördinatenomrekeningen Naam hoofdprogramma / actief regelnummer Actieve nulpuntverschuiving (cyclus 7) Actieve rotatiehoek (cyclus 10) Gespiegelde assen (cyclus 8) Actieve maatfactor (cyclus 11) Zie „8.6 Cycli voor coördinatenomrekening“...
  • Pagina 25 De elektronische handwielen vereenvoudigen het precieze handmatig verplaatsen van de assleden. De verplaatsing per handwielrotatie is over een groot bereik instelbaar. Naast de inbouwhandwielen HR 130 en HR 150 biedt HEIDENHAIN ook het draagbare handwiel HR 410 aan. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 27 Handbediening en uitrichten...
  • Pagina 28 2.1 Inschakelen Het inschakelen en het benaderen van de referentiepunten zijn machine-afhankelijke functies. Raadpleeg het machinehandboek. De voedingsspanning van de TNC en de machine inschakelen. Vervolgens toont de TNC onderstaande dialoog: Geheugentest < Geheugen van de TNC wordt automatisch getest Stroomonderbreking <...
  • Pagina 29 ...of de as continu verplaatsen: asrichtingstoets ingedrukt houden en NC-START-toets kort indrukken. De as verplaatst, totdat hij gestopt wordt Stoppen: NC-STOP-toets indrukken Met beide methoden kunnen ook meerdere assen tegelijkertijd verplaatst worden. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 30 Verplaatsen met het elektronisch handwiel HR 410 Het draagbare handwiel HR 410 is voorzien van twee vrijgave- toetsen. De vrijgavetoetsen bevinden zich onder de sterknop. De machine-assen kunnen alleen verplaatst worden, wanneer één van de vrijgavetoetsen wordt ingedrukt (machine-afhankelijke functie). Het handwiel HR 410 heeft onderstaande bedieningselementen: NOODSTOP Handwiel...
  • Pagina 31 Werkstand Handbediening kiezen < Stapsgewijs positioneren kiezen, softkey of AAN zetten VERPL TSING: < Verplaatsing in mm ingeven, b.v. 8 mm Verplaatsing via softkey kiezen (2e of 3e softkey- balk kiezen) < Asrichtingstoets indrukken: willekeurig vaak positioneren HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 32 2.3 Spiltoerental S, aanzet F en additionele M-functie In de werkstand Handbediening wordt het spiltoerental S en de additionele functie M via softkeys ingegeven. De additionele functies worden in „7 Programmeren: additionele functies“ beschreven. De aanzet wordt door een machineparameter vastgelegd en kan alleen d.m.v.
  • Pagina 33 De referentiepunten voor de resterende assen worden op dezelfde manier vastgelegd. Als in de as voor de diepte-aanzet een vooraf ingesteld gereedschap toegepast wordt, dan moet de asweergave voor de diepte-aanzet op lengte L van het gereedschap resp. op de som Z=L+d vastgelegd worden. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 35 Positioneren met handingave...
  • Pagina 36 Voor eenvoudige bewerkingen of voor het voorpositioneren van het gereedschap is de werkstand Positioneren met handingave geschikt. Hier kan een kort programma in HEIDENHAIN-klaartekst- dialoog worden ingegeven en direct worden uitgevoerd. Ook de cycli van de TNC kunnen opgeroepen worden. Het programma wordt in het bestand $MDI opgeslagen.
  • Pagina 37 12 CYCL C LL Cyclus DIEPBOREN oproepen 13 L Z+200 R0 FM X M2 Gereedschap terugtrekken 14 END PGM $MDI MM Einde programma De rechte-functie wordt in „6.4 Baanbewegingen - rechthoekige coördinaten“ beschreven, de cyclus DIEPBOREN in „8.3 Boorcycli“ . HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 38 Programma's uit $MDI opslaan of wissen Het bestand $MDI wordt meestal voor korte en tijdelijk benodigde programma's gebruikt. Wanneer een programma toch opgeslagen dient te worden, gaat dat als volgt: Werkstand kiezen: programmeren/ bewerken < Bestandsbeheer oproepen: softkey PGM NAME <...
  • Pagina 39 Programmeren: Basisbegrippen, bestandsbeheer, programmeerondersteuning...
  • Pagina 40 4.1 Basisbegrippen Lengte- en hoekmeetsystemen en referentiemerken Op de machine-assen bevinden zich lengte- en hoekmeetsystemen, die de posities van de machinetafel resp. het gereedschap registreren. Wanneer een machine-as wordt verplaatst, genereert het bijbehorende lengte- of hoekmeetsysteem elektrische signalen, waaruit de TNC de precieze actuele positie van de machine-as bepaalt.
  • Pagina 41 Z+, de duim in de richting X+ en de wijsvinger in de richting Y+. De TNC 310 kan in het totaal maximaal 4 assen besturen. Naast de hoofdassen X, Y en Z zijn er ook de parallel liggende additionele assen U, V en W.
  • Pagina 42 Poolcoördinaten Als de maatvoering van de werkstuktekening rechthoekig is, moet het bewerkingsprogramma ook met rechthoekige coördinaten gemaakt worden. Bij werkstukken met cirkelbogen of bij hoekmaten is het eenvoudiger, de posities d.m.v. poolcoördinaten vast te leggen. Poolcoördinaten beschrijven (in tegenstelling tot de rechthoekige coördinaten X, Y en Z) alleen posities in één vlak.
  • Pagina 43 IY= 10 mm IY= 10 mm Absolute en incrementele poolcoördinaten Absolute coördinaten zijn altijd gerelateerd aan de pool en de hoekreferentie-as. Incrementele coördinaten zijn altijd gerelateerd aan de laatst geprogrammeerde positie van het gereedschap. +IPR +IPA +IPA 0° HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 44 De referentiepunten kunnen met een 3D-tastsysteem van HEIDENHAIN bijzonder eenvoudig worden vastgelegd. Zie „12.2 Referentiepunt vastleggen met 3D-tastsystemen“ . Voorbeeld -150...
  • Pagina 45 Eigenschap van het bestand: gekozen. Wanneer U nog niet vertrouwd bent met het Programma werd in een bestandsbeheer van de TNC 310, dan is het raadzaam dit gedeelte programma-afloop-werkstand volledig door te lezen en de afzonderlijke functies op de TNC te gekozen proberen.
  • Pagina 46 Bestand kiezen Bestand wissen Verplaats de lichtbalk naar het bestand dat gewist moet worden Bestandsbeheer oproepen Wisfunctie kiezen: softkey DELETE indrukken. De TNC vraagt, of de < bestanden echt gewist moeten Gebruik de pijltoetsen, om de lichtbalk naar het gewenste bestand worden.
  • Pagina 47 NEE indrukken Gekozen bestand inlezen: bestandsnaam ingeven Gekozen bestand uitlezen: lichtbalk naar gewenste bestand verplaatsen, met ENT-toets bevestigen Alle bestanden in het TNC-geheugen uitlezen Bestandsoverzicht van het externe apparaat op het beeldscherm van de TNC weergeven HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 48 4.3 Programma's openen en ingeven Opbouw van een NC-programma in HEIDENHAIN- regel: klaartekst-formaat 0 L X+ 0 Y+5 R0 F 00 M3 Een bewerkingsprogramma bestaat uit een aantal programmaregels. De afbeelding rechts toont de elementen van een regel. De TNC nummert de regels van een bewerkingsprogramma in...
  • Pagina 49 Bestandsbeheer oproepen: softkey PGM NAME indrukken estandsnaam = < 3056 Nieuw programmanummer ingeven, met ENT- toets bevestigen estandsnaam = 3056.H < Maateenheid mm overnemen: ENT-toets indrukken of Maateenheid op inch zetten: softkey MM/INCH indrukken, met ENT-toets bevestigen HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 50 Ruwdeel definiëren Dialoog voor de ruwdeeldefinitie openen: softkey BLK FORM indrukken Spilas parallel X/Y/Z ? < Spilas ingeven LK FORM: Min-punt? < Na elkaar X-, Y- en Z-coördinaten van het MIN- punt ingeven LK FORM: Max-punt? < Na elkaar X-, Y- en Z-coördinaten van het MAX- punt ingeven Het programmavenster toont de definitie van de BLK-vorm: EGIN PGM 3056 MM...
  • Pagina 51 Aanzet voor deze baanbeweging 100 mm/min, met ENT-toets naar de volgende vraag Additionele M-functie ? < Additionele M3-functie „spil aan“ , met ENT-toets beëindigt de TNC deze dialoog Het programmavenster toont de regel: 3 L X+10 Y+5 R0 F100 M3 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 52 Programmaregels bewerken Regel of woord kiezen Softkeys/toetsen Tijdens het maken of wijzigen van een bewerkingsprogramma kan met de pijltoetsen elke regel in het programma en elk afzonderlijk Van regel naar regel springen woord van een regel worden gekozen: zie tabel rechtsboven. Afzonderlijke woorden in Bladeren in het programma kiezen...
  • Pagina 53 Verdere functies: zie tabel rechts. Grafische programmeerweergave stoppen. Deze softkey verschijnt Grafische weergave wissen alleen, terwijl de TNC het pgm. grafisch weergeeft Softkey-balk doorschakelen: zie afbeelding rechts. Grafische weergave wissen: softkey GRAF .W. WISSEN indrukken HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 54 Vergroting/verkleining van een detail U kunt zelf bepalen hoe de grafische weergave moet worden afgebeeld. D.m.v. een kader wordt het detail voor vergroting of verkleining gekozen. Softkey-balk voor vergroting/verkleining van detail kiezen (laatste balk, zie afbeelding rechts). Dan zijn onderstaande functies beschikbaar: Functie Softkey Kader verkleinen –...
  • Pagina 55 Volgende bladzijde kiezen Begin bestand kiezen Einde bestand kiezen Zoekfunctie kiezen; getallen ingeven, zoek met ENT-toets starten De door uw machinefabrikant ter beschikking gestelde hulp kunt u in de help-functie alleen laten weergeven. Help-functie beëindigen Druk op de END-toets. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 57 Programmeren: gereedschappen...
  • Pagina 58 5.1 Ingaven gerelateerd aan gereedschap Aanzet F De aanzet F is de snelheid in mm/min (inch/min), waarmee het gereedschapsmiddelpunt zich op zijn baan verplaatst. De maximale aanzet kan voor elke machine-as verschillend zijn en wordt door machineparameters vastgelegd. Ingave De aanzet kan in elke positioneerregel ingegeven worden. Zie „6.2 Basisbegrippen van de baanfuncties“...
  • Pagina 59 Waarde met softkey „ACT. POS. “ in de TOOL DEF-regel of in de gereedschapstabel overnemen 2 Wanneer de lengte L met een vooraf ingesteld apparaat bepaald wordt, geef dan de vastgestelde waarde direct in de gereedschapsdefinitie TOOL DEF in. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 60 Gereedschapsradius R De gereedschapsradius R wordt direct ingegeven. Deltawaarden voor lengten en radii Deltawaarden duiden afwijkingen voor lengte en radius van gereedschappen aan. Een positieve deltawaarde staat voor een overmaat (DR>0), een negatieve deltawaarde betekent een ondermaat (DR<0). Deltawaarden worden bij programmering van de gereedschapsoproep met TOOL CALL ingegeven.
  • Pagina 61 TNC de programma-afloop niet. De TNC neemt gewijzigde gegevens echter pas bij de volgende gereedschapsoproep over. Gereedschapstabel verlaten: Bewerken van de gereedschapstabel beëindigen: END-toets indrukken Bestandsbeheer oproepen en een bestand van een ander type kiezen, b.v. een bewerkingsprogramma. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 62 Bewerkingsfuncties voor ger.-tabel Softkey Waarde uit de positieweergave overnemen Vorige pagina van de tabel kiezen (tweede softkey-balk) Volgende pagina van de tabel kiezen (tweede softkey-balk) Lichtbalk een kolom naar links verschuiven Lichtbalk een kolom naar rechts verschuiven Foutieve getalwaarde wissen, vooraf ingestelde waarde herstellen Laatst opgeslagen waarde herstellen...
  • Pagina 63 Handmatige gereedschapswissel Voor een handmatige gereedschapswissel wordt de spil gestopt en het gereedschap naar de positie voor de gereedschapswissel verplaatst: Gereedschapswisselpositie geprogrammeerd benaderen Programma-afloop onderbreken, zie „11.3 Programma-afloop“ . Gereedschap wisselen. Programma-afloop voortzetten, zie „11.3 Programma-afloop“ . HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 64 Plaatstabel voor gereedschapswisselaar Voor de automatische gereedschapswissel wordt de tabel TOOLP .TCH geprogrammeerd (TOOL Pocket engl. voor gereedschapsplaats). Plaatstabel kiezen In de werkstand Programmeren/bewerken Bestandsbeheer oproepen Zet de cursor op TOOLP .TCH. Bevestig d.m.v. de ENT-toets In een machinewerkstand Gereedschapstabel kiezen: softkey GEREED.
  • Pagina 65 R0, wanneer er geen radiuscorrectie uitgevoerd moet worden Radiuscorrectie wordt actief, zodra een gereedschap opgeroepen en in het bewerkingsvlak met RL of RR verplaatst wordt. De correctie wordt opgeheven, als een positioneerregel met R0 geprogrammeerd werd. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 66 Bij de radiuscorrectie worden de deltawaarden uit de TOOL CALL -regel meeberekend. Correctiewaarde = R + DR TOOL CALL Gereedschapsradius R uit TOOL DEF-regel of gereedschapstabel overmaat DR voor radius uit TOOL CALL-regel TOOL CALL (hiermee wordt geen rekening gehouden in de positieweergave) Baanbewegingen zonder radiuscorrectie: R0 Het gereedschap verplaatst zich, in het bewerkingsvlak, met zijn...
  • Pagina 67 Radiuscorr.: RL/RR/geen corr. ? < Gereedschapsverplaatsing links van de geprogrammeerde contour: softkey RL indrukken of Gereedschapsverplaatsing rechts van de geprogrammeerde contour: softkey RR indrukken of Gereedschapsverplaatsing zonder radiuscorrectie resp. radiuscorrectie opheffen: ENT-toets of softkey R0 indrukken Dialoog beëindigen: END-toets indrukken HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 68 Radiuscorrectie: hoeken bewerken Buitenhoeken Wanneer een radiuscorrectie geprogrammeerd is, dan leidt de TNC het gereedschap naar de buitenhoeken op een overgangscirkel en het gereedschap rolt om het hoekpunt heen. Indien nodig, reduceert de TNC de aanzet op de buitenhoeken, b.v. bij grote richtingsveranderingen.
  • Pagina 69 Programmeren: contouren programmeren...
  • Pagina 70 6.1 Overzicht: gereedschapsverplaatsing Baanfuncties Een werkstukcontour is meestal samengesteld uit meerdere contourelementen zoals rechten en cirkelbogen. Met de baanfuncties worden de gereedschapsverplaatsingen voor rechten en cirkelbogen geprogrammeerd. Additionele M-functies Met de additionele M-functies van de TNC wordt bestuurd: de programma-afloop, b.v. een onderbreking van de programma- afloop de machinefuncties, zoals het aan- en uitzetten van de spil en het koelmiddel...
  • Pagina 71 Het gereedschap onthoudt de Z-coördinaat en verplaatst in het XY-vlak naar de positie X=70, Y=50. Zie afbeelding rechts in het midden. Driedimensionale verplaatsing De programmaregel bevat drie coördinatengegevens: de TNC verplaatst het gereedschap ruimtelijk naar de geprogrammeerde positie. Voorbeeld: X+80 Y+0 Z-10 Zie afbeelding rechtsonder. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 72 Cirkels en cirkelbogen Bij cirkelbewegingen verplaatst de TNC twee machine-assen tegelijkertijd: het gereedschap beweegt zich t.o.v. het werkstuk op een cirkelbaan. Voor cirkelbewegingen kan een cirkelmiddelpunt CC ingegeven worden. Met de baanfuncties voor cirkelbogen worden cirkels in de hoofdvlakken geprogrammeerd: het hoofdvlak kan bij de gereedschapsoproep TOOL CALL met het vastleggen van de spilas gedefinieerd worden: Spilas...
  • Pagina 73 < Aanzet ingeven en d.m.v. de ENT-toets bevestigen: b.v. 100 mm/min Additionele M-functie ? < Additionele M-functie, b.v. M3 ingeven en de dialoog met de ENT-toets afsluiten Het bewerkingsprogramma toont de regel: X+10 Y+5 R F100 M3 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 74 6.3 Contour benaderen en verlaten Overzicht: baanvormen voor het benaderen en verlaten van de contour De functies APPR (Engl. approach = benadering) en DEP (Engl. departure = verlaten) worden door de APPR/DEP-toets geactiveerd. Daarna kunnen via softkeys baanvormen worden gekozen: Functie Softkeys: Benaderen Verlaten Rechte met tangentiale aansluiting...
  • Pagina 75 Raaklijn met aansluitende tangentiale verplaatsingshoek op het laatste contourelement aansluitingscirkel op het volgende contourelement met verplaatsingshoek/met radius: Tangentiale aansluitingscirkel met verbindende rechte en verplaatsingshoek op het laatste contourelement DEP LCT Raaklijn met aansluitende tangentiale aansluitingscirkel op het laatste contourelement HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 76 Benaderen op een rechte met tangentiale aansluiting: APPR LT De TNC verplaatst het gereedschap via een rechte lijn vanaf startpunt P naar een hulppunt P . Van daaruit benadert het loodrecht het eerste contourpunt P via een rechte. Het hulppunt P heeft de afstand LEN naar het eerste contourpunt P Willekeurige baanfunctie: startpunt P benaderen.
  • Pagina 77 Radiuscorrectie RR/RL voor de bewerking. NC-voorbeeldregels X+40 Y+10 R0 FMAX M3 zonder radiuscorrectie benaderen 8 APPR CT X+10 Y+20 Z-10 CCA180 R+10 RR F100 met radiuscorr. RR, radius R=10 X+20 Y+35 Eindpunt van het eerste contourelement Volgende contourelement HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 78 Benaderen via een cirkelbaan met tangentiale aansluiting op de contour en de rechte: APPR LCT De TNC verplaatst het gereedschap via een rechte lijn vanaf startpunt P naar een hulppunt P . Van daaruit benadert het via een cirkelbaan het eerste contourpunt P De cirkelbaan sluit zowel op de rechte P –...
  • Pagina 79 LEN: afstand van het eindpunt P ingeven Belangrijk: LEN positief ingeven! NC-voorbeeldregels Y+20 RR F100 Laatste contourelement: P met radiuscorrectie 24 DEP EN+20 F100 Over afst. LEN = 20 mm loodrecht contour verlaten Z+100 FMAX M2 Z terugtrekken, terugspringen, einde programma HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 80 Verlaten via een cirkelbaan met tangentiale aansluiting: DEP CT De TNC verplaatst het gereedschap via een cirkelbaan vanaf het laatste contourpunt P naar eindpunt P . De cirkelbaan sluit tangentiaal op het laatste contourelement aan. Laatste contourelement met eindpunt P en radiuscorrectie programmeren.
  • Pagina 81 Radius R van de cirkelbaan R positief ingeven. NC-voorbeeldregels Y+20 RR F100 Laatste contourelement: P met radiuscorrectie 24 DEP CT X+10 Y+12 R8 F100 Coördinaten P , cirkelbaanradius = 10 mm Z+100 FMAX M2 Z terugtrekken, terugspringen, einde programma HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 82 6.4 Baanbewegingen – rechthoekige coördinaten Overzicht baanfuncties Functie Baanfunctie-softkey Gereedschapsverplaatsing Benodigde ingaven Rechte L Rechte Coördinaten van het eindpunt Engl.: Line van de rechte Fase CHF Afkanting tussen twee rechten Afkantingslengte Engl.: CHamFer Cirkelmiddelpunt CC; Geen Coördinaten cirkelmiddelpunt Engl.: Circle Center resp.
  • Pagina 83 TNC zich met de laatst geprogrammeerde aanzet. Een in de CHF-regel geprogrammeerde aanzet werkt alleen in deze CHF-regel. Daarna geldt weer de, voor de CHF-regel geprogrammeerde aanzet. Het door de afkanting afgesneden hoekpunt wordt niet benaderd. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 84 Cirkelmiddelpunt CC Van cirkelbanen die met behulp van de C-softkey geprogrammeerd worden, kan het cirkelmiddelpunt vastgelegd worden. Daartoe: moeten de rechthoekige coördinaten van het cirkelmiddelpunt ingegeven worden of wordt de laatst geprogrammeerde positie overgenomen of worden de coördinaten overgenomen met de softkeys „ACT.
  • Pagina 85 X+45 Y+25 RR F200 M3 7 C X+45 Y+25 DR+ Volledige cirkel Programmeer voor het eindpunt dezelfde coördinaten als voor het startpunt. DR– Start- en eindpunt van de cirkelbeweging moeten op de cirkelbaan liggen. Ingave-tolerantie: tot 0,016 mm. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 86 Cirkelbaan CR met vastgelegde radius Het gereedschap verplaatst zich op een cirkelbaan met radius R. Circulaire functies kiezen: softkey „CIRKELS“ indrukken (2e softkey-balk). Coördinaten eindpunt cirkelboog ingeven Radius R Let op: het voorteken legt de grootte van de cirkel- boog vast! Rotatierichting DR Opgelet: het voorteken legt concave of convexe kromming vast!
  • Pagina 87 Indien nodig: Aanzet F Additionele M-functie NC-voorbeeldregels X+0 Y+25 R F300 M3 X+25 Y+30 9 CT X+45 Y+20 In de CT-regel en het daarvoor geprogrammeerde contourelement moeten beide coördinaten van het vlak staan, waarin de cirkelboog wordt uitgevoerd! HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 88 Hoeken afronden RND Met de functie RND worden contourhoeken afgerond. Het gereedschap verplaatst zich op een cirkelbaan, die zowel op het voorafgaande als op het volgende contourelement tangentiaal aansluit. De afrondingscirkel moet met het opgeroepen gereedschap uitgevoerd kunnen worden. Afrondingsradius: radius van de cirkelboog ingeven.
  • Pagina 89 Laatste contourpunt 1 benaderen, tweede rechte voor hoek 4 RND R2 Voorzichtig verlaten op cirkel met R=2 mm X-20 R0 F1000 Gereedschap terugtrekken in het bewerkingsvlak Z+250 R0 F MAX M2 Gereedschap terugtrekken in de spilas, einde programma END PGM 10 MM HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 90 Voorbeeld: cirkelbewegingen cartesiaans Voorbeeld: cirkelbewegingen cartesiaans BEGIN PGM 20 MM B K FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-20 Definitie van het ruwdeel voor grafische simulatie van de bewerking B K FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0 DEF 1 +0 R+10 Gereedschapsdefinitie in het programma 1 Z S4000 Gereedschapsoproep met spilas en spiltoerental Z+250 R0 F MAX...
  • Pagina 91 Eindpunt van de cirkel (=startpunt cirkel) benaderen RND R2 Voorzichtig verlaten op cirkel met R=2 mm X-40 Y+50 R0 F1000 Gereedschap terugtrekken in het bewerkingsvlak Z+250 R0 F MAX M2 Gereedschap terugtrekken in de spilas, einde programma END PGM 30 MM HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 92 6.5 Baanbewegingen – poolcoördinaten Met poolcoördinaten wordt een positie via een hoek PA en een afstand PR t.o.v. een vooraf gedefinieerde pool CC vastgelegd. Zie „4.1 Basisprincipes“ . Poolcoördinaten kunnen goed ingezet worden bij: posities op cirkelbogen werkstuktekeningen met hoekgegevens, b.v. bij gatencirkels Overzicht van de baanfunctie met poolcoördinaten Functie Baanfunctie-softkeys...
  • Pagina 93 CP-regel, wordt het startpunt van de cirkelbaan. Circulaire functies kiezen: softkey „CIRKELS“ indrukken. Cirkelbaan C kiezen: softkey C indrukken. Ingave van poolcoördinaten kiezen: softkey P indrukken (2e softkey-balk). Poolcoördinaten-hoek PA: hoekpositie van het eindpunt van de cirkelbaan tussen –5400° en +5400°. Rotatierichting DR HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 94 NC-voorbeeldregels 18 CC X+25 Y+25 P PR+20 PA+0 RR F250 M3 20 CP PA+180 DR+ Bij incrementele coördinaten moet voor DR en PA hetzelfde voorteken ingegeven worden. Cirkelbaan CTP met tangentiale aansluiting Het gereedschap verplaatst via een cirkelbaan, die tangentiaal op een voorafgaand contourelement aansluit.
  • Pagina 95 De tabel toont de relatie tussen werkrichting, rotatierichting en radiuscorrectie voor bepaalde baanvormen. Binnendraad Werkrichting Rotatierichting Radiuscorrectie rechtse draad linkse draad DR– rechtse draad Z– DR– linkse draad Z– Buitendraad rechtse draad linkse draad DR– rechtse draad Z– DR– linkse draad Z– HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 96 Schroeflijn programmeren Geef de rotatierichting DR en de totale incrementele hoek IPA met hetzelfde voorteken in, anders kan het gereedschap zich langs een verkeerde baan verplaatsen. Voor de totale hoek IPA kan een waarde tussen 270° –5400° t/m +5400° ingegeven worden. Wanneer de draad meer dan 15 gangen heeft, programmeer dan de schroeflijn in een herhaling van een programmadeel (zie ”9.2 Herhalingen van programmadelen”)
  • Pagina 97 Punt 1 benaderen RND R1 Voorzichtig verlaten op cirkel met R=1 mm P PR+60 PA+180 R0 F1000 Gereedschap terugtrekken in het bewerkingsvlak Z+250 R0 F MAX M2 Gereedschap terugtrekken in de spilas, einde programma END PGM 40 MM HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 98 Voorbeeld: helix Voorbeeld: helix Voorbeeld: helix Voorbeeld: helix Voorbeeld: helix Voorbeeld: helix Voorbeeld: helix BEGIN PGM 50 MM B K FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-20 Definitie van het ruwdeel B K FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0 DEF 1 +0 R+5 Gereedschapsdefinitie 1 Z S1400 Gereedschapsoproep...
  • Pagina 99 Programmeren: Additionele functies...
  • Pagina 100 7.1 Additionele M-functies en STOP ingeven De additionele functies van de TNC –ook M-functies genoemd– besturen: de programma-afloop, b.v. een onderbreking van de programma- afloop de machinefuncties, zoals het aan- en uitzetten van de spil en van het koelmiddel de baaninstelling van het gereedschap De machinefabrikant kan additionele functies vrijgeven, die niet in dit handboek beschreven zijn.
  • Pagina 101 Op de meetliniaal legt één referentiemerk de positie van het nulpunt van de meetliniaal vast. Machinenulpunt Het machinenulpunt wordt gebruikt om: begrenzingen van verplaatsingen (software-eindschakelaars) vast te leggen machinevaste posities (b.v. positie gereedschapswissel) te benaderen het referentiepunt van het werkstuk vast te leggen HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 102 De machinefabrikant geeft voor elke as de afstand tussen het machinenulpunt en het nulpunt van de meetliniaal in een machineparameter in. Standaardinstelling De TNC relateert coördinaten aan het nulpunt van het werkstuk (zie „Vastleggen referentiepunt“). Instelling met M91 - machinenulpunt Wanneer de coördinaten in de positioneerregels aan het machinenulpunt gerelateerd moeten worden, geef dan in deze regels M91 in.
  • Pagina 103 M90 wordt werkzaam vanaf het begin van de regel. Bedrijf met sleepafstand moet gekozen zijn. Onafhankelijk van M90 kan via MP7460 een grenswaarde vastgelegd worden, tot waar nog met constante baansnelheid verplaatst kan worden (bij bedrijf met sleepafstand en snelheidsvoorbesturing). HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 104 Kleine contourtrapjes bewerken: M97 Standaardinstelling De TNC voegt aan de buitenkant een overgangscirkel toe. Bij zeer kleine contourtrapjes zou het gereedschap daardoor de contour beschadigen. Zie afbeelding rechtsboven. De TNC onderbreekt op deze plaatsen de programma-afloop en komt met de foutmelding „GEREEDSCHAPSRADIUS TE GROOT“ . Instelling met M97 De TNC bepaalt een baansnijpunt voor de contourelementen - zoals bij de binnenhoeken - en verplaatst het gereedschap over dit punt.
  • Pagina 105 M98 wordt werkzaam aan het einde van de regel. NC-voorbeeldregels Na elkaar de contourpunten 10, 11 en 12 benaderen: 10 L X ... Y... RL F 11 L X... IY... M98 12 L IX+ ... HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 106 7.5 Additionele functie voor rotatie-assen Weergave van de rotatie-as tot een waarde beneden de 360° reduceren: M94 Standaardinstelling De TNC verplaatst het gereedschap van de actuele hoekwaarde naar de geprogrammeerde hoekwaarde. Voorbeeld: actuele hoekwaarde: 538° geprogrammeerde hoekwaarde: 180° daadwerkelijke verplaatsing: –358°...
  • Pagina 107 Programmeren: cycli...
  • Pagina 108 8.1 Algemene informatie over de cycli Cyclusgroepen Softkey Cycli voor het diepboren, nabewerken, Bewerkingen die steeds terugkomen en meerdere uitdraaien, schroefdraad tappen bewerkingsstappen omvatten, worden in de TNC als cycli opgeslagen. Ook coördinatenomrekeningen en enkele speciale functies staan als cycli ter beschikking. De tabel rechts toont de Cycli voor het frezen van kamers, verschillende cyclusgroepen.
  • Pagina 109 Wanneer de cyclus na elke positioneerregel automatisch uitgevoerd moet worden, programmeer dan de cyclusoproep met M89 (afhankelijk van machineparameter 7440). Om de werking van M89 op te heffen, moet het volgende geprogrammeerd worden: M99 of CYCL CALL of CYCL DEF HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 110 8.2 Boorcycli De TNC beschikt in het totaal over 8 cycli voor de meest uiteenlopende boorbewerkingen: Cyclus Softkey 1 DIEPBOREN Zonder automatische voorpositionering 200 BOREN Met automatische voorpositionering, veiligheidsafstand 201 RUIMEN Met automatische voorpositionering, veiligheidsafstand 202 UITDRAAIEN Met automatische voorpositionering, veiligheidsafstand 203 UNIVERSEELBOREN Met automatische voorpositionering,...
  • Pagina 111 De boordiepte hoeft geen veelvoud van de diepte-instelling te zijn. Stilstandstijd in seconden: tijd die het gereed- schap op de bodem van de boring stilstaat voor het vrijmaken Aanzet F: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het boren in mm/min. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 112 BOREN (cyclus 200) 1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX Q206 op veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak. 2 Het gereedschap boort met de geprogrammeerde aanzet F tot de eerste diepte-instelling. Q210 3 Vervolgens wordt het gereedschap door de TNC met FMAX Q204 Q200 Q203...
  • Pagina 113 Wanneer Q208 = 0 wordt ingegeven, dan geldt aanzet ruimen Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut): coördinaat werkstukoppervlak. 2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel): coördinaat spilas waarin botsing tussen het gereedschap en het werkstuk (spaninrichting) uitgesloten is HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 114 UITDRAAIEN (cyclus 202) Machine en TNC moeten door de machinefabrikant voor Q206 de cyclus 202 voorbereid zijn. 1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX naar de veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak. Q204 Q200 Q203 2 Het gereedschap boort met de booraanzet tot de diepte. 3 Op de bodem van de boring staat het gereedschap stil - indien Q201 Q208...
  • Pagina 115 6 Op de bodem van de boring staat het gereedschap stil - indien ingegeven - voor het vrijmaken en wordt na de stilstandstijd met de aanzet terugtrekken naar de veiligheidsafstand teruggetrokken. Indien een 2e veiligheidsafstand is ingegeven, verplaatst de TNC het gereedschap met FMAX daarheen HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 116 Let voor het programmeren op het volgende Positioneerregel op het startpunt (midden van de boring) Q206 Q208 van het bewerkingsvlak met radiuscorrectie R0 programmeren. Het voorteken van de cyclusparameter diepte legt de Q210 werkrichting vast. Q204 Q200 Q203 Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand Q202 Q201 tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak.
  • Pagina 117 Gereedschapslengte zo ingeven, dat niet de snijkant, maar de onderkant van de kotterbaar opgemeten is. De TNC houdt voor de berekening van het startpunt van de vrijloop rekening met de lengte van de snijkant van de kotterbaar en de materiaaldikte. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 118 Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak. Kamerhoogte Q249 (incrementeel): afstand tussen onderkant werkstuk en bodem van de verplaatsing. Positief voorteken maakt de vrijloop in positieve richting van de spilas. Q204 Materiaaldikte Q250 (incrementeel): dikte van het Q200 werkstuk. Vrijloopverplaatsing Q251 (incrementeel): Q250 Q203...
  • Pagina 119 0,5 seconden ingeven, ter voorkoming dat het gereedschap zich tijdens het terugtrekken in het materiaal vastzet. Aanzet F: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het schroefdraad tappen. Aanzet bepalen: F = S x p F: aanzet (mm/min) S: spiltoerental (omw/min) p: spoed (mm) HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 120 SCHROEFDRAAD TAPPEN zonder voedingscompensatie GS (cyclus 17) Machine en TNC moeten door machinefabrikant voor schroefdraad tappen zonder voedingscompensatie voorbereid zijn. De schroefdraad wordt door de TNC of in één bewerking of in meerdere bewerkingen zonder voeding met lengtecompensatie getapt. Voordelen t.o.v. de cyclus schroefdraad tappen met voedingscompensatie: hogere bewerkingssnelheid hetzelfde schroefdraad kan herhaald worden, omdat de spil zich...
  • Pagina 121 Boring 2 benaderen, cyclusoproep L X+90 R0 F MAX M99 Boring 3 benaderen, cyclusoproep L Y+10 R0 F MAX M99 Boring 4 benaderen, cyclusoproep L Z+250 R0 F MAX M2 Gereedschap terugtrekken, einde programma END PGM 200 MM HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 122 Voorbeeld: boorcycli Programma-afloop De plaat is reeds voorgeboord voor M12, Diepte van de plaat: 20 mm Cyclus schroefdraadtappen programmeren Veiligheidshalve eerst voorpositioneren in het vlak en aansluitend in de spilas 0 BEGIN PGM 2 MM 1 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-20 Definitie van het ruwdeel 2 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0 3 TOOL DEF 1 L+0 R+4.5...
  • Pagina 123 215 RONDE TAP NABEWERKEN, nabewerkingscyclus met automatische voorpositionering veiligheidsafstand 3 SLEUFFREZEN voorbewerkings-/nabewerkingscyclus zonder automatische voorpositionering, loodrechte diepteverplaatsing 210 SLEUF PENDELEND, voorbewerkings-/ nabewerkingscyclus met automatische voorpositionering, pendelende insteekbeweging 211 RONDE SLEUF , voorbewerkings-/nabewerkingscyclus met automatische voorpositionering, pendelende insteekbeweging HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 124 KAMERFREZEN (cyclus 4) 1 Het gereedschap steekt in op de startpositie (kamermidden) van het werkstuk en verplaatst naar de eerste diepte-instelling. 2 Aansluitend verplaatst het gereedschap eerst in positieve richting van de langste zijde - bij vierkante kamers in positieve Y-richting - en ruimt dan de kamer van binnen naar buiten uit.
  • Pagina 125 Als de kamer uit massief materiaal nabewerkt moet worden, is de toepassing van een door het midden snijdende vingerfrees noodzakelijk (DIN 844) en moet er een kleine aanzet diepteverplaatsing ingegeven worden. De grootte van de kamer moet minstens 3x de gereedschapsradius zijn. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 126 Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak. Diepte Q201 (incrementeel): afstand tussen werkstukoppervlak en bodem van de kamer. Q206 Aanzet diepteverplaatsing Q206: verplaatsingssnelheid van gereedschap bij verplaatsen naar diepte in mm/min. Bij het Q204 Q200 insteken in het materiaal, een kleine waarde Q203 ingeven;...
  • Pagina 127 Diepte-instelling Q202 (incrementeel): maat die betrekking heeft op verplaatsing van het gereedschap. Waarde groter dan 0 ingeven. Aanzet frezen Q207: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het frezen in mm/min. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 128 Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut): coördinaat werkstukoppervlak. Q218 2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel): coördinaat spilas waarin botsing tussen het gereedschap en het werkstuk (spaninrichting) uitgesloten is Midden van de 1e as Q216 (absoluut): midden van de Q207 tap in de hoofdas van het bewerkingsvlak. Q217 Midden van de 2e as Q217 (absoluut): midden van de tap in de nevenas van het bewerkingsvlak...
  • Pagina 129 Cirkelradius: radius van de rondkamer. Aanzet F: verplaatsingssnelheid van het gereedschap in het bewerkingsvlak. Rotatie in de richting van wijzers klok DR + : meelopend frezen bij M3 DR – : tegenlopend frezen bij M3 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 130 RONDKAMER NABEWERKEN (cyclus 214) 1 De TNC verplaatst het gereedschap automatisch in de spilas naar de veiligheidsafstand, of - indien ingegeven - naar de 2e veiligheidsafstand en aansluitend naar het kamermidden 2 Vanuit het midden van de kamer verplaatst het gereedschap in het bewerkingsvlak naar het startpunt van de bewerking.
  • Pagina 131 7 Aan het einde van de cyclus verplaatst de TNC het gereedschap met FMAX naar de veiligheidsafstand of - indien ingegeven - naar de 2e veiligheidsafstand en aansluitend naar het midden van de kamer (eindpositie = startpositie). HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 132 Let voor het programmeren op het volgende Het voorteken van de parameter diepte legt de werkrichting vast. Q206 Als de tap uit massief materiaal nabewerkt moet wor- den, is de toepassing van een door het midden snijdende vingerfrees noodzakelijk (DIN 844). Geef voor de aanzet diepteverplaatsing een kleine waarde in.
  • Pagina 133 Diepte-instelling (incrementeel): maat die betrekking heeft op de verplaatsing van het gereedschap; de TNC verplaatst in één slag naar diepte als: diepte-instelling en diepte gelijk zijn de diepte-instelling groter is dan de diepte HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 134 Aanzet diepteverplaatsing: verplaatsingssnelheid van gereedschap bij het insteken. Lengte 1e zijde : lengte van de sleuf; 1e snijrichting met voorteken vastleggen Lengte 2e zijde : breedte van de sleuf. Aanzet F: verplaatsingssnelheid van het gereedschap in het bewerkingsvlak. SLEUF (spiebaan) met pendelend insteken (cyclus 210) Let voor het programmeren op het volgende Het voorteken van de parameter diepte legt de...
  • Pagina 135 TNC Q216 alleen een voorbewerking uit (spiebaan frezen) Rotatiehoek Q224 (absoluut): hoek, waarmee de complete sleuf wordt geroteerd. Het middelpunt van de rotatie ligt in het centrum van de sleuf. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 136 RONDE SLEUF (spiebaan) met pendelend insteken (cyclus 211) Voorbewerken 1 De TNC positioneert het gereedschap in ijlgang in de spilas op de 2e veiligheidsafstand en aansluitend in het centrum van de linker cirkel. Van daaruit positioneert de TNC het gereedschap naar de ingegeven veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak.
  • Pagina 137 TNC alleen een voorbewerking uit (spiebaan frezen). Starthoek Q245 (absoluut): poolhoek van het startpunt ingeven. Openingshoek van de sleuf Q248 (incrementeel): openingshoek van de sleuf ingeven. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 138 Voorbeeld: kamers, tappen en sleuven frezen 90° 45° BEGIN PGM 210 MM BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-40 Definitie van het ruwdeel BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0 TOOL DEF 1 L+0 R+6 Gereedschapsdefinitie voorbewerken/nabewerken TOOL DEF 2 L+0 R+3 Gereedschapsdefinitie sleuffrees TOOL ALL 1 Z S3500...
  • Pagina 139 ;2e VEILIGHEIDSAFSTAND Q216=+50 ;MIDDEN 1e AS Q217=+50 ;MIDDEN 2eAS Q244=70 ;DIAM. STEEK IRKEL Q219=8 ;LENGTE 2 ZIJDE Q245=+225 ;STARTHOEK Q248=90 ;OPENINGSHOEK Cyclusoproep sleuf 2 L Z+250 R0 F MAX M2 Gereedschap terugtrekken, einde programma END PGM 210 MM HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 140 8.4 Cycli voor het maken van punten- patronen De TNC beschikt over twee cycli, waarmee puntenpatronen gemaakt kunnen worden: Cyclus Softkey 220 PUNTENPATROON OP CIRKEL 221 PUNTENPATROON OP LIJNEN Onderstaande bewerkingscycli kunnen met de cycli 220 en 221 gecombineerd worden: Cyclus 1 DIEPBOREN Cyclus 2...
  • Pagina 141 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 142 Doorschakelhoek Q247 (incrementeel): hoek tussen twee bewerkingen op de steekcirkel; wanneer de doorschakelhoek gelijk aan 0 is, dan berekent de TNC de doorschakelhoek uit START- en eindhoek; wanneer een doorschakelhoek ingegeven is, houdt de TNC geen rekening met de eindhoek; het voorteken van de doorschakelhoek legt de bewerkingsrichting vast (- = richting van de wijzers van de klok).
  • Pagina 143 Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak. Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut): coördinaat werkstukoppervlak. 2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel): coördinaat spilas waarin botsing tussen het gereedschap en het werkstuk (spaninrichting) uitgesloten is Q204 Q200 Q203 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 144 Voorbeeld: gatencirkels 30° BEGIN PGM 3589M BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-40 Definitie van het ruwdeel BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0 TOOL DEF 1 L+0 R+3 Gereedschapsdefinitie TOOL ALL 1 Z S3500 Gereedschapsoproep L Z+250 R0 F MAX M3 Gereedschap terugtrekken Y L DEF 200 BOREN Cyclusdefinitie boren...
  • Pagina 145 ;MIDDEN 2e AS Q244=70 ;DIAM. STEEK IRKEL Q245=+90 ;STARTHOEK Q246=+360 ;EINDHOEK Q247=+30 ;HOEKSTAP Q241=5 ;AANTAL BEWERKINGEN Q200=2 ;VEILIGHEIDSAFSTAND Q203=+0 ; OÖRD. OPPERVLAK Q204=100 ;2e VEILIGHEIDSAFSTAND L Z+250 R0 F MAX M2 Gereedschap terugtrekken, einde programma END PGM 3589 MM HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 146 8.5 Cycli voor het affrezen Die TNC beschikt over twee cycli, waarmee oppervlakken met onderstaande eigenschappen bewerkt kunnen worden: glad, rechthoekig glad, scheefhoekig willekeurig schuin gedraaid Cyclus Softkey 230 AFFREZEN Voor vlakke, rechthoekige oppervlakken 231 RECHTLIJNIG AFVLAKKEN Voor scheefhoekige, schuine en gedraaide oppervlakken AFFREZEN (cyclus 230) 1 De TNC positioneert het gereedschap in ijlgang FMAX vanaf de actuele positie in het bewerkingsvlak naar het startpunt.
  • Pagina 147 Q209 kleiner dan Q207 ingeven. Wanneer de dwarsverplaatsing buiten het materiaal plaatsvindt, mag Q209 groter zijn dan Q207 . Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): tussen gereedschapspunt en freesdiepte voor positionering aan het begin en het einde van de cyclus. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 148 RECHTLIJNIG AFVLAKKEN (cyclus 231) 1 De TNC positioneert het gereedschap vanuit de actuele positie met een 3D-rechteverplaatsing naar startpunt 2 Aansluitend verplaatst het gereedschap zich met de geprogrammeerde aanzet frezen naar het eindpunt 3 Van daaruit verplaatst de TNC het gereedschap in ijlgang FMAX met de gereedschapsdiameter in positieve richting van de spilas en daarna weer terug naar startpunt 4 Op het startpunt...
  • Pagina 149 TNC berekent de aanzet voor alle volgende regels afhankelijk van de zijdelingse verplaatsing van het gereedschap (verstelling kleiner dan de gereedschapsradius = hogere aanzet, grote zijdelingse verplaatsing = kleinere aanzet). HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 150 Voorbeeld: affrezen BEGIN PGM 230 MM BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z+0 Definitie van het ruwdeel BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+40 TOOL DEF 1 L+0 R+5 Gereedschapsdefinitie TOOL ALL 1 Z S3500 Gereedschapsoproep L Z+250 R0 F MAX Gereedschap terugtrekken Y L DEF 230 AFFREZEN Cyclusdefinitie affrezen...
  • Pagina 151 Coördinatenomrekening terugzetten: cyclus met waarden voor de basisinstelling opnieuw definiëren, b.v. maatfactor 1,0 additionele functies M02, M30 of de regel END PGM uitvoeren (afhankelijk van machineparameter 7300) nieuw programma kiezen HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 152 NULPUNT-verschuiving (cyclus 7) Met de NULPUNTverschuiving kunnen bewerkingen op willekeurige plaatsen van het werkstuk herhaald worden. Werking Na een cyclusdefinitie NULPUNTverschuiving zijn alle ingegeven coördinaten aan het nieuwe nulpunt gerelateerd. De verschuiving in elke as toont de TNC in het extra statusvenster. Verschuiving: coördinaten van het nieuwe nulpunt ingeven;...
  • Pagina 153 Het nulpunt ligt buiten de contour, die gespiegeld moet worden: het element verplaatst zich additioneel; zie afbeelding recht- sonder. Gespiegelde as ?: as ingeven die gespiegeld moet worden; de spilas kan niet gespiegeld worden. Terugzetten Cyclus SPIEGELEN met ingave NO ENT opnieuw programmeren. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 154 ROTATIE (cyclus 10) Binnen een programma kan de TNC het coördinatensysteem in het bewerkingsvlak om het actuele nulpunt roteren. Werking De ROTATIE werkt vanaf de definitie in het programma. Zij werkt ook in de werkstand Positioneren met handingave. De TNC toont de actieve rotatiehoek in de additionele statusweergave.
  • Pagina 155 Factor ?: factor SCL ingeven (engl.: scaling); de TNC vermenigvuldigt coördinaten en radii met SCL (zoals in „werking“ omschreven). Vergroten: SCL groter dan 1 t/m 99,999 999 Verkleinen: SCL kleiner dan 1 t/m 0,000 001 Terugzetten Cyclus MAATFACTOR met factor 1 opnieuw programmeren. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 156 Voorbeeld: coördinatenomrekeningscycli Programma-afloop coördinatenomrekeningen in het hoofdprogramma bewerking in onderprogramma 1 (zie „9 Programmeren: onderprogramma's en herhaling van programmadelen“) 45° BEGIN PGM 11 MM BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-20 Definitie van het ruwdeel BLK FORM 0.2 X+130 Y+130 Z+0 TOOL DEF 1 L+0 R+1 Gereedschapsdefinitie TOOL...
  • Pagina 157 L X+30 RL L IY+10 RND R5 L IX+20 L IX+10 IY-10 RND R5 L IX-10 IY-10 L IX-20 L IY+10 L X+0 Y+0 R0 F500 L Z+20 R0 F MAX LBL 0 END PGM 11 MM HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 158 8.7 Speciale cycli STILSTANDSTIJD (cyclus 9) In een lopend programma wordt de eerstvolgende regel pas na de geprogrammeerde stilstandstijd afgewerkt. Een stilstandstijd kan b.v. voor het spaanbreken dienen. Werking De cyclus werkt vanaf de definitie in het programma. Modaal werkende (blijvende) toestanden worden daardoor niet beïnvloed, zoals b.v.
  • Pagina 159 TNC de hoofdspil op een hoekwaarde, die in een machineparameter is vastgelegd (zie machinehandboek). Oriëntatiehoek: hoek gerelateerd aan de hoekreferentie-as van het bewerkingsvlak ingeven. In te geven bereik 0 t/m 360° Ingavefijnheid: 0,1° HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 161 Programmeren: onderprogramma's en herhaling van programmadelen...
  • Pagina 162 9.1 Onderprogramma's en herhaling van programmadelen kenmerken Eenmaal geprogrammeerde bewerkingsstappen kunnen met onderprogramma's en herhaling van programmadelen herhaaldelijk uitgevoerd worden. Label Onderprogramma's en herhaling van programmadelen beginnen in het bewerkingsprogramma met het merkteken LBL, een afkorting van LABEL (Engl. voor merkteken, kenmerk). LABELS worden benoemd met een nummer tussen de 1 en 254.
  • Pagina 163 De TNC laat rechts van de schuine streep na REP het aantal herhalingen van het programmadeel zien, dat nog uitgevoerd moet worden. Programmadelen worden door de TNC altijd eenmaal vaker uitgevoerd, dan het aantal herhalingen dat geprogrammeerd is. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 164 Herhaling van programmadeel programmeren Begin kenmerken: toets LBL SET indrukken en labelnummer voor het programmadeel dat herhaald moet worden ingeven. Programmadeel ingeven. Herhaling van programmadeel oproepen Toets LBL CALL indrukken, labelnummer van het programmadeel dat herhaald moet worden en het aantal herhalingen REP ingeven.
  • Pagina 165 Laatste programmaregel van het hoofdprogramma (met M2) LBL 1 Begin van onderprogramma 1 CALL LBL 2 Onderprogramma bij LBL2 wordt opgeroepen Einde van onderprogramma 1 LBL 2 Begin van onderprogramma 2 Einde van onderprogramma 2 END PGM 15 MM HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 166 Programma-uitvoering stap: Hoofdprogramma 15 wordt tot regel 17 uitgevoerd. stap: Onderprogramma 1 wordt opgeroepen en tot regel 39 uitgevoerd. stap: Onderprogramma 2 wordt opgeroepen en tot regel 62 uitgevoerd. Einde van onderprogramma 2 en terugspringen naar het onderprogramma, van waaruit het opgeroepen werd.
  • Pagina 167 Onderprogramma 2 wordt opgeroepen en uitgevoerd stap: Programmadeel tussen regel 12 en regel 10 wordt 2 keer herhaald: onderprogramma 2 wordt 2 keer herhaald. stap: Hoofdprogramma 17 wordt van regel 13 tot regel 19 uitgevoerd; einde programma. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 168 Voorbeeld: contourfrezen in meerdere verplaatsingen Programma-afloop Gereedschap voorpositioneren op de bovenkant van het werkstuk Verplaatsing incrementeel ingeven Contourfrezen Verplaatsing en contourfrezen herhalen BEGIN PGM 95 MM BLK FORM .1 Z X+ BLK FORM .2 X+1 TOOL DEF 1 L+ Gereedschapsdefinitie TOOL CALL 1 Z S4 Gereedschapsoproep L Z+25...
  • Pagina 169 Startpunt boorgroep 2 benaderen CALL LBL 1 Onderprogramma voor boorgroep oproepen 11 L X+75 Y+1 F MAX Startpunt boorgroep 3 benaderen 12 CALL LBL 1 Onderprogramma voor boorgroep oproepen 13 L Z+25 F MAX M2 Einde van het hoofdprogramma HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 170 14 LBL 1 Begin van onderprogramma 1: boorgroep 15 CYCL CALL boring 16 L IX+2 F MAX M99 boring benaderen, cyclus oproepen 17 L IY+2 F MAX M99 3e boring benaderen, cyclus oproepen 18 L IX-2 F MAX M99 4e boring benaderen, cyclus oproepen 19 LBL Einde van onderprogramma 1 END PGM UP1 MM...
  • Pagina 171 31 L IY+2 F MAX M99 3e boring benaderen, cyclus oproepen 32 L IX-2 F MAX M99 4e boring benaderen, cyclus oproepen 33 LBL Einde van onderprogramma 2 34 END PGM UP2 MM HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 173 Programmeren: Q-parameters...
  • Pagina 174 10.1 Het principe en een functie-overzicht Met Q-parameters kan in een bewerkingsprogramma een volledige productfamilie gedefinieerd worden. In plaats van getalswaarden moeten dan variabelen ingegeven worden: de Q-parameters. Q-parameters staan bijvoorbeeld voor: coördinatenwaarden aanzetten toerentallen cyclusgegevens Bovendien kunnen met Q-parameters contouren geprogrammeerd worden, die via wiskundige functies bepaald zijn.
  • Pagina 175 Voor de bewerking van de afzonderlijke producten kan dan aan elk van deze parameters een andere getalswaarde toegekend worden. Voorbeeld Cilinder met Q-parameters Cilinderradius = Q1 Cilinderhoogte = Q2 Cilinder Z1 Q1 = +30 Q2 = +10 Cilinder Z2 Q1 = +10 Q2 = +50 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 176 10.3 Contouren d.m.v. wiskundige functies beschrijven Met Q-parameters kunnen wiskundige basisfuncties in het bewerkingsprogramma geprogrammeerd worden: Q-parameterfunctie kiezen: toets Q indrukken (op het toetsenbord voor getalingave, rechts). De softkey-balk toont de Q- parameterfuncties. Wiskundige basisfuncties kiezen: softkey BASISFUNCT. indrukken. De TNC toont onderstaande softkeys: Functie Softkey FN0: TOEWIJZING...
  • Pagina 177 Wiskundige basisfuncties kiezen: softkey BASISFUNCT. indrukken < Q-parameterfunctie VERMENIGVULDIGEN kiezen: softkey FN3 X Y indrukken Parameternr. voor resultaat ? Nummer van de Q-parameter ingeven: 12 e waarde of parameter? Q5 als eerste waarde ingeven Multiplicator? 7 als tweede waarde ingeven HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 178 De TNC toont onderstaande programmaregels: 6 FN0: Q5 = + 0 7 FN3: Q 2 = +Q5 10.4 Hoekfuncties (trigonometrie) Sinus, cosinus en tangens komen overeen met de zijdeverhoudingen van een rechthoekige driehoek. Daarbij geldt: sin α = a / c sinus: cosinus: cos α...
  • Pagina 179 FN12: INDIEN KLEINER, SPRONG b.v. FN12: IF+Q5 LT+0 GOTO LBL 1 Wanneer eerste waarde of parameter kleiner is dan tweede waarde of parameter, spring dan naar het aangegeven label HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 180 Toegepaste afkortingen en begrippen (engl.): indien (engl. equal): gelijk (Engl. not equal): ongelijk (Engl. greater than): Groter dan (Engl. less than): Kleiner dan GOTO (Engl. go to): gaan naar 10.6 Q-parameters controleren en veranderen Q-parameters kunnen tijdens een programma-afloop of programmatest gecontroleerd en ook veranderd worden.
  • Pagina 181 1022 Afronding niet gedefinieerd meldingen uitgegeven worden, die door de machinefabrikant resp. 1023 Afrondingsradius te groot door HEIDENHAIN voorgeprogrammeerd zijn: wanneer de TNC in de 1024 Niet gedefinieerde programmastart programma-afloop of programmatest bij een regel met FN14 komt, 1025 Te diepe nesting dan onderbreekt zij het programma en komt met een melding.
  • Pagina 182 FN15: PRINT Teksten of Q-parameters uitgeven Data-interface instellen: bij het menupunt INTERFACE RS232 wordt het pad vastgelegd, waaronder de TNC de teksten of de waarden van Q-parameters moet opslaan. Zie „13.4 MOD-functies, data-interface instellen“ . Met de functie FN15: PRINT kunnen waarden van Q-parameters en foutmeldingen via de data-interface uitgegeven worden, b.v.
  • Pagina 183 TT: slijttolerantie lengte LTOL – TT: slijttolerantie radius RTOL – TT: rotatierichting DIRECT (3 of 4) – TT: verstelling vlak R-OFFS – TT: verstelling lengte L -OFFS – TT: breuktolerantie lengte LBREAK – TT: breuktolerantie radius RBREAK HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 184 Groepsnaam, Id-nr. Nummer Index Systeemgegeven Gegevens uit de plaatstabel, 51 – Gereedschapsnummer van de magazijnplaats – Vaste plaats: 0=nee, 1=ja – Plaats geblokkeerd: 0=nee, 1= ja – Gereedschap is speciaal gereedschap: 0=nee, 1= ja – PLC-status Plaatsnummer van het actieve gereedschap, 52 1 –...
  • Pagina 185 Kalibreergegevens TT 120, 350 Middelpunt taster X-as Middelpunt taster Y-as Middelpunt taster Z-as – Tellerradius Voorbeeld: waarde van de actieve maatfactor van de Z-as aan Q25 toewijzen 55 FN 8: SYSREAD Q25 = ID2 0 NR4 IDX3 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 186 FN19: PLC waarden aan PLC doorgeven Met de functie FN19: PLC kunnen maximaal twee getalwaarden of Q-parameters aan de PLC worden doorgegeven. Stapgrootten en eenheden: 0,1 µm resp. 0,0001° Voorbeeld: getalswaarde 10 (komt overeen met 1 µm resp. 0,001°) aan de PLC doorgeven 56 FN 9:PLC=+ 0/+Q3 10 Programmeren: Q-parameters...
  • Pagina 187 Q15 = SQ 5 Worteltrekken (Engl. square root) b.v. Q22 = SQRT 25 Sinus van een hoek b.v. Q44 = SIN 45 Cosinus van een hoek b.v. Q45 = COS 45 Tangens van een hoek b.v. Q46 = TAN 45 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 188 Koppelingsfunctie Softkey Koppelingsfunctie Softkey Arc sinus Voorteken van een getal controleren Inversefunctie van de sinus; hoek bepalen uit de b.v. Q12 = SGN Q50 verhouding overstaande rechthoekszijde/hypotenusa Als teruggavewaarde Q12 = 1: Q50 >= 0 b.v. Q10 = ASIN 0,75 Als teruggavewaarde Q12 = -1: Q50 <...
  • Pagina 189 Softkey-balk verder naar rechts brengen en arc tangens-functie kiezen Softkey-balk weer naar links brengen en haakje openen Q-parameter nummer 12 ingeven Delen kiezen Q-parameter nummer 13 ingeven Haakje sluiten en ingave formule beëindigen NC-voorbeeldregel 37 Q25 = ATAN (Q 2/Q 3) HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 190 10.9 Vooraf bezette Q-parameters De Q-parameters Q100 t/m Q122 worden door de TNC met waarden bezet. Aan de Q-parameters worden toegewezen: waarden uit de PLC gegevens betreffende het gereedschap en de spil gegevens betreffende de bedrijfstoestand enz. Waarden vanuit de PLC: Q100 t/m Q107 De TNC gebruikt de parameters Q100 t/m Q107 , om waarden uit de PLC over te nemen in een NC-programma Gereedschapsradius: Q108...
  • Pagina 191 Afwijking van actuele/nominale waarde bij automatische gereedschapsmeting met de TT 120 Act./nom. afwijking Parameter Gereedschapslengte Q115 Gereedschapsradius Q116 Actieve radiuscorrectie van het gereedschap Actieve radiuscorrectie Parameterwaarde Q123 = 0 Q123 = 1 Q123 = 2 Q123 = 3 R– Q123 = 4 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 192 Voorbeeld: ellips Voorbeeld: ellips Programma-afloop De contour van de ellips wordt door vele kleine rechte stukken benaderd (via Q7 te definiëren). Hoe meer berekeningsstappen gedefinieerd zijn, hoe egaler de contour wordt. De freesrichting wordt bepaald door de start- en eindhoek in het vlak: bewerkingsrichting in de richting van de wijzers van de klok: starthoek >...
  • Pagina 193 0.0 ROTATIE Rotatie terugzetten CYCL DEF ROT+0 CYCL DEF 7.0 NULPUNT Nulpuntverschuiving terugzetten CYCL DEF 7. CYCL DEF 7.2 Y+0 L Z+Q 2 R0 F MAX Naar veiligheidsafstand verplaatsen LBL 0 Einde onderprogramma END PGM ELLIPS MM HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 194 Voorbeeld: cilinder concaaf met radiusfrees Voorbeeld: cilinder concaaf met radiusfrees Programma-afloop Het programma werkt alleen met een radiusfrees. De gereedschapslengte is gerelateerd aan het midden van de kogel De cilindercontour wordt door vele kleine rechte stukken benaderd (via Q13 te definiëren). Hoe meer stappen er gedefinieerd zijn, hoe egaler de contour wordt.
  • Pagina 195 Niet klaar ? Nee, dan terugspringen naar LBL 1 LBL 99 CYCL DEF 0.0 ROTATIE Rotatie terugzetten CYCL DEF ROT+0 CYCL DEF 7.0 NULPUNT Nulpuntverschuiving terugzetten CYCL DEF 7. CYCL DEF 7.2 Y+0 CYCL DEF 7.3 Z+0 LBL 0 Einde onderprogramma END PGM CILIN MM HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 196 Voorbeeld: kogel convex met stiftfrees Voorbeeld: kogel convex met stiftfrees Programma-afloop Programma functioneert alleen met stiftfrees. De contour van de kogel wordt door vele kleine rechte stukken benaderd (Z/X-vlak, via Q14 te definiëren). Hoe kleiner de hoekstap gedefinieerd is, hoe egaler de contour wordt. Het aantal contoursneden wordt bepaald door de hoekstap in het vlak (via Q18).
  • Pagina 197 Niet klaar ? Nee, dan terugspringen naar LBL 1 CYCL DEF 0.0 ROTATIE Rotatie terugzetten CYCL DEF ROT+0 CYCL DEF 7.0 NULPUNT Nulpuntverschuiving terugzetten CYCL DEF 7. CYCL DEF 7.2 Y+0 CYCL DEF 7.3 Z+0 LBL 0 Einde onderprogramma END PGM KOGEL MM HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 199 Programmatest en programma-afloop...
  • Pagina 200 11.1 Grafische weergaven In de werkstand Programmatest wordt door de TNC een bewerking grafisch gesimuleerd. Via softkeys wordt de weergave gekozen Bovenaanzicht Weergave in 3 vlakken 3D-weergave De grafische weergave van de TNC komt overeen met weergave van een werkstuk dat met een cilindervormig gereedschap bewerkt wordt.
  • Pagina 201 Softkey-balk doorschakelen, totdat de TNC onderstaande softkeys toont: Functie Softkeys Verticaal snijvlak naar links of rechts verschuiven Horizontaal snijvlak naar boven of onder verschuiven De positie van het snijvlak is tijdens het verschuiven op het beeldscherm zichtbaar. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 202 3D-weergave De TNC toont het werkstuk ruimtelijk. De 3D-weergave kan om de verticale as geroteerd worden. In de werkstand PROGRAMMATEST zijn functies voor detailvergroting beschikbaar (zie „Detailvergroting). 3-weergave met softkey kiezen 3D-weergave roteren Softkey-balk doorschakelen, tot onderstaande softkeys verschijnen: Functie Softkeys Weergave in stappen van 90°...
  • Pagina 203 Detailvergroting terugzetten, zodat de TNC het bewerkte of onbewerkte Werkstuk overeenkomstig de geprogrammeerde BLK-FORM toont Met de softkey RUWDEEL BLK FORM toont de TNC - ook na een detail zonder DETAIL OVERNEMEN - het bewerkte werkstuk weer in geprogrammeerde grootte. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 204 Bewerkingstijd bepalen Programma-afloop-werkstanden Weergegeven wordt de tijd van het begin van het programma tot aan het einde ervan. Bij onderbrekingen wordt de tijd gestopt. PROGRAMMATEST Weergegeven wordt de globale tijd die de TNC voor de duur van de gereedschapsbewegingen, die met aanzet uitgevoerd worden, berekent.
  • Pagina 205 Herhalingen: het aantal herhalingen ingeven dat uitgevoerd moet worden, indien het regelnummer binnen een herhaling van een programmadeel staat Gedeelte van het programma testen: softkey START indrukken; de TNC test het programma t/m de ingegeven regel HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 206 11.3 Programma-afloop In de werkstand Programma-afloop voert de TNC het programma regel voor regel of continu uit. Functies Softkey Programma-afloop regel voor regel (basisvoorinstelling) Automatische programma-afloop In de werkstand Programma-afloop regel voor regel voert de TNC na het indrukken van de NC-START-toets elke regel afzonderlijk uit. In de werkstand Automatische programma-afloop voert de TNC een bewerkingsprogramma continu tot en met het einde van het programma of tot een onderbreking uit.
  • Pagina 207 START drukt, voordat de eindpositie is bereikt, geeft de TNC een foutmelding. In machineparameter 1030.x is vastgelegd hoe nauwkeurig de eindpositie moet worden benaderd (mogelijke ingavewaarden: 0.001 t/m 2 mm). Niet-gestuurde assen moeten in een afzonderlijke positioneerregel staan, anders volgt er een foutmelding. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 208 Bewerking onderbreken De programma-afloop kan op verschillende manieren onderbroken worden: Geprogrammeerde onderbrekingen externe STOP-toets doorschakelen op programma-afloop regel voor regel Wanneer de TNC tijdens de programma-afloop een fout registreert, dan wordt de bewerking automatisch onderbroken. Geprogrammeerde onderbrekingen Onderbrekingen kunnen direct in het bewerkingsprogramma vastgelegd worden.
  • Pagina 209 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 210 Programma-afloop d.m.v. de NC-START-toets voortzetten Na een onderbreking kan de programma-afloop met de NC-START- toets voortgezet worden, wanneer het programma op de volgende manier is gestopt: NC-STOP-toets ingedrukt geprogrammeerde onderbreking NOODSTOP-toets aangeraakt (machine-afhankelijke functie) Wanneer de programma-afloop d.m.v. de softkey STOP is onderbroken, kan met de toets GOTO een andere regel gekozen worden en van daaruit de bewerking voortgezet worden.
  • Pagina 211 Regelsprong starten: op softkey START drukken Contour benaderen: zie volgend hoofdstuk „Contour opnieuw benaderen“ . U kunt het ingavevenster voor de regelsprong verschuiven. Druk hiervoor op de toets voor het vastleggen van de beeldschermindeling en maak gebruik van de daar getoonde softkeys. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 212 Contour opnieuw benaderen Met de functie POSITIE BENADEREN verplaatst de TNC het gereedschap naar de werkstukcontour, nadat u de machine-assen tijdens een onderbreking via de softkey HANDMATIG VERPLAATSEN heeft verplaatst, of wanneer u met de functie regelsprong het programma wilt openen. Het opnieuw benaderen van de contour kiezen: softkey POSITIE BENADEREN kiezen (vervalt bij regelsprong).
  • Pagina 213 De TNC leest het gekozen programma via de data- interface in. Bewerkingsprogramma met externe starttoets starten. Als u een regelgeheugen groter dan 0 heeft vastgelegd, wacht de TNC met de programmastart, totdat het vastgelegde aantal NC-regels is ingelezen. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 214 11.5 Naar keuze programmastop De TNC onderbreekt naar keuze de programma-afloop of de programmatest bij regels waarin een M01 geprogrammeerd is: Programma-afloop of programmatest bij regels met M01 niet onderbreken: softkey op UIT zetten. Programma-afloop of programmatest bij regels met M01 onderbreken: softkey op AAN zetten.
  • Pagina 215 3D-tastsystemen...
  • Pagina 216 12.1 Tastcycli in de werkstand Handbediening De TNC moet door de machinefabrikant voor het toepassen van een 3D-tastsysteem voorbereid zijn. Tijdens de tastcycli verplaatst het 3D-tastsysteem asparallel naar het werkstuk, nadat de NC-START-toets is ingedrukt. De machinefabrikant legt de tastaanzet vast: zie afbeelding rechts. Wanneer het 3D-tastsysteem het werkstuk aanraakt, zendt het 3D-tastsysteem een signaal naar de TNC: de coördinaten van de getaste positie worden opgeslagen...
  • Pagina 217 Bij deze functie roteert de TNC het 3D-tastsysteem 180°. De rotatie wordt d.m.v. een additionele M-functie in werking gebracht, die de machinefabrikant in machineparameter 6160 vastlegt. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 218 De meting voor de middenverstelling van het tastsysteem wordt na het kalibreren van de effectieve tastkogelradius uitgevoerd. Tastkogel in HANDBEDIENING in de boring van de instelring positioneren. Kalibreerfunctie voor de radius van de tastkogel en de middenverstelling van het tastsysteem kiezen: softkey KAL.
  • Pagina 219 De functies voor het vastleggen van het referentiepunt op het uitgerichte werkstuk worden m.b.v. de volgende softkeys gekozen: Referentiepunt vastleggen in een willekeurige as met TASTEN Hoekpunt als referentiepunt vastleggen met TASTEN P Cirkelmiddelpunt als referentiepunt vastleggen met TASTEN CC HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 220 Referentiepunt vastleggen in een willekeurige as (zie afbeelding rechtsboven) Tastfunctie kiezen: softkey TASTEN POS indrukken Tastsysteem naar een positie in de buurt van de tastpositie verplaatsen Tastrichting en gelijktijdig as kiezen, waarvoor het referentiepunt wordt vastgelegd, b.v. Z in richting Z tasten: met pijltoets kiezen.
  • Pagina 221 Tastproces voor de overige 3 punten herhalen. Zie afbeelding rechts in het midden. Coördinaten van het referentiepunt ingeven, met ENT-toets overnemen. Na het tasten toont de TNC de actuele coördinaten van het cirkelmiddelpunt en de cirkelradius PR. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 222 12.3 Werkstukken meten met 3D-tastsystemen Met het 3D-tastsysteem kunnen: positiecoördinaten en daaruit maten en hoeken van het werkstuk worden bepaald Coördinaat van een positie op het uitgerichte werkstuk bepalen Tastfunctie kiezen: softkey TASTEN POS indrukken. Tastsysteem naar een positie in de buurt van de tastpositie verplaatsen.
  • Pagina 223 Basisrotatie met de te vergelijken zijkant uitvoeren (zie „Scheve ligging van het werkstuk compenseren“). Met softkey TASTEN ROT de hoek tussen de hoekreferentie-as en zijkant van het werkstuk als rotatiehoek weergeven. Basisrotatie opheffen of oorspronkelijke basisrotatie herstellen: Rotatiehoek op genoteerde waarde vastleggen. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 224 Hoek tussen twee zijkanten van het werkstuk bepalen Tastfunctie kiezen: softkey TASTEN ROT indrukken. Rotatiehoek: weergegeven rotatiehoek noteren, indien de eerder uitgevoerde basisrotatie later hersteld moet worden. Basisrotatie voor de eerste zijkant uitvoeren (zie „Scheve ligging van het werkstuk compenseren“). Tweede zijkant ook zoals bij een basisrotatie tasten, rotatiehoek hier niet op 0 zetten! Met softkey TASTEN ROT hoek PA tussen de zijkanten van het...
  • Pagina 225 MOD-functies...
  • Pagina 226 13.1 MOD-functies kiezen, veranderen en verlaten Via de MOD-functies kunnen additionele weergaven en ingavemogelijkheden gekozen worden. MOD-functies kiezen Werkstand kiezen, waarin u MOD-functies wilt veranderen. MOD-functies kiezen: toets MOD indrukken. De afbeelding rechtsboven toont het „MOD- beeldscherm“ . Onderstaande veranderingen kunnen uitgevoerd worden: positieweergaven kiezen maateenheid (mm/inch) vastleggen...
  • Pagina 227 De TNC slaat voor elke werkstand (FE, EXT1 enz.) een baudrate op. Wanneer met de pijltoets het veld BAUD- RATE gekozen wordt, dan zet de TNC de baudrate op de laatste, voor deze werkstand opgeslagen, waarde. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 228 Richtwaarde: 1000 Software voor data-overdracht Voor het verzenden van bestanden van TNC naar TNC moet gebruik worden gemaakt van de HEIDENHAIN-software TNCremo voor data- overdracht. Met TNCremo kunnen via de seriële interface alle HEIDENHAIN-besturingen worden aangestuurd. Om tegen betaling de datatransmissie-software TNCremo te verkrijgen, wordt geadviseerd contact op te nemen met HEIDENHAIN.
  • Pagina 229 COM2) en de baudrate. Voer de gevraagde informatie in. Data-overdracht tussen TNC 310 en TNCremo Controleer of: de TNC 310 op de goede seriële interface van uw computer is aangesloten de baudrate op de TNC en in TNCremo hetzelfde is Na het opstarten van TNCremo ziet u links in het venster alle bestanden die in de actieve directory zijn opgeslagen.
  • Pagina 230 13.5 Machinespecifieke gebruikerparameters De machinefabrikant kan t/m 16 GEBRUIKERPARAMETERS met functies bezetten. Raadpleeg het machinehandboek. 13.6 Positieweergave kiezen Voor de HANDBEDIENING en de programma-afloop-werkstanden SLPFT kan de weergave van de coördinaten beïnvloed worden. De afbeelding rechts toont verschillende posities van het gereedschap: uitgangspositie RESTW...
  • Pagina 231 Met begrenzingen van het verplaatsingsbereik en Om gewijzigde waarden op te slaan, software-eindschakelaars wordt rekening gehouden, moet de ENT-toets worden ingedrukt. nadat de referentiepunten gepasseerd zijn. HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 232 13.9 HELP-bestand uitvoeren De HELP-functie is niet op elke machine beschikbaar. Uw machinefabrikant kan hierover nadere informatie geven. De HELP-functie ondersteunt de gebruiker in situaties, waarbij vastgelegde handelwijzen, b.v. het terugtrekken van de machine na een stroomonderbreking, vereist zijn. Ook additionele functies kunnen in een HELP-bestand worden beschreven en uitgevoerd.
  • Pagina 233 Tabellen en overzichten...
  • Pagina 234 14.1 Algemene gebruikerparameters Algemene gebruikerparameters zijn machineparameters die het gedrag van de TNC beïnvloeden. Typische gebruikerparameters zijn b.v. de dialoogtaal het gedrag van de interface verplaatsingssnelheden afloop van bewerkingen de werking van de overrides Ingavemogelijkheden voor machineparameters Machinenparameters worden in decimalen ingegeven. Enkele machineparameters hebben meerdere functies.
  • Pagina 235 EOT na ETX niet zenden: +512 Voorbeeld: TNC-data-interface EXT2 (MP 5020.1) op extern randapparatuur met de volgende instelling aanpassen: 8 databits, BCC willekeurig, overdrachtsstop d.m.v. DC3, even tekenpariteit, tekenpariteit gewenst, 2 stopbits Ingave voor MP 5020.1: 1+0+8+0+32+64 = 105 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 236 3D-tastsystemen Tastaanzet voor schakelend tastsysteem MP6120 80 t/m 3000 [mm/min] Maximale verplaatsing naar het tastpositie MP6130 0,001 t/m 30 000 [mm] Veiligheidsafstand tot tastpositie bij automatisch meten MP6140 0,001 t/m 30 000 [mm] IJlgang voor het tasten van een schakelend tastsysteem MP6150 1 t/m 30 000 [mm/min] Middenverstelling tastsysteem meten bij kalibreren van schakelend tastsysteem...
  • Pagina 237 Statusweergave, Q-parameters en gereedschapsgegevens terugzetten MP7300 Q-parameters en statusweergave niet wissen: +0 Q-parameters en statusweergave bij M02, M30, END PGM: +1 Laatst actieve gereedschapsgegevens niet activeren na een stroomonderbreking: +0 Laatst actieve gereedschapsgegevens activeren na een stroom- onderbreking: +4 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 238 Vastleggen van de grafische weergave MP7310 Grafische weergave in drie vlakken volgens DIN 6, deel 1, projectiemethode 1: +0 Grafische weergave in drie vlakken volgens DIN 6, deel 1, projectiemethode 2: +1 Coördinatensysteem voor grafische weergave niet roteren: +0 Coördinatensysteem voor grafische weergave 90° roteren: +2 Bewerking en programma-afloop Cyclus 17: spiloriëntatie aan begin cyclus MP7160...
  • Pagina 239 HR 330 met extra toetsen – de toetsen voor de verplaatsingsrichting en ijlgang op het handwiel worden door de PLC verwerkt: 3 HR 332 met twaalf extra toetsen: 4 Meervoudig handwiel met extra toetsen: 5 HR 410 met additionele functies: 6 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 240 (X21) en het adapterblok zijn verschillend. Randapparatuur De pinbezetting van de randapparatuur kan aanzienlijk afwijken van de pinbezetting van HEIDENHAIN-apparatuur. Zij is afhankelijk van het apparaat en de wijze van overdracht. De pinbezetting van het adapterblok moet aangehouden worden zoals op onderstaande afbeelding staat weergegeven.
  • Pagina 241 Batterij-ondersteund voor ca. 6 000 NC-regels (afhankelijk van de regellengte), 128 Kbyte tot max. 64 bestanden te beheren Gereedschapsdefinities Max. 254 gereedschappen in het programma of in de gereedschapstabel Programmeerondersteuning Functies voor het benaderen en verlaten van de contour HELP-functie HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 242 Programmeerbare functies Contourelementen Rechte Afkanting Cirkelbaan Cirkelmiddelpunt Cirkelradius Tangentiaal aaansluitende cirkelbaan Hoeken afronden Rechten en cirkelbanen voor het benaderen en verlaten van de contour Programmasprongen Onderprogramma Herhaling van programmadelen Bewerkingscycli Boorcycli voor het boren, diepboren, ruimen, uitboren, In vrijloop verplaatsen, schroefdraad tappen met en zonder voedingscompensatie Voor- en nabewerken van kamers en rondkamers Cycli voor het frezen van rechte en cirkelvormige sleuven...
  • Pagina 243 Baancorr. foutief gestopt Radiuscorrectie van het gereedschap niet in een regel met cirkelbaanpositie opheffen Baancorr. foutief begonnen Dezelfde radiuscorrectie voor en na een RND- en CHF-regel ingeven Radiuscorrectie van het gereedschap niet in een regel met cirkelbaanpositie beginnen HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 244 CYCL onvolledig Cycli met alle gegevens volgens vastgelegde volgorde definiëren Omrekeningscycli niet oproepen Voor een cyclusoproep de cyclus definiëren Voor de diepte-instelling een andere waarde dan 0 ingeven Definitie BLK FORM foutief MIN- und MAX-punt overeenkomstig voorschrift programmeren Zijdeverhouding kleiner dan 200:1 kiezen Vlak foutief gedefinieerd Gereedschapsas bij actieve basisrotatie niet veranderen Hoofdassen voor cirkelbanen correct definiëren...
  • Pagina 245 Bij ingave van poolcoördinaten: poolcoördinatenhoek correct definiëren Te diepe nesting Onderprogramma's met LBL0 afsluiten CALL LBL voor onderprogramma's zonder REP vastleggen CALL LBL voor herhalingen van programmadelen met herhalingen (REP) vastleggen Onderprogramma's mogen zichzelf niet oproepen Onderprogramma's maximaal 8-voudig nesten HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 246 14.5 Bufferbatterij verwisselen Als de besturing is uitgeschakeld, voorziet een bufferbatterij de TNC van stroom, om data in het RAM-geheugen niet kwijt te raken. Wanneer de TNC de melding bufferbatterij verwisselen toont, moeten de batterijen omgewisseld worden. De batterijen bevinden zich in de behuizing van de besturing, raadpleeg hiervoor uw machinehandboek.
  • Pagina 247 Cirkelbaan met vastgelegde Gereedschapscorrectie radius...72 Contour opnieuw benaderen...198 Lengte...51 Cirkelbaan om Contour verlaten...60 cirkelbaanmiddelpunt...71 Radius...51 Coördinatenomrekening Rechte...69 Gereedschapsgegevens Overzicht...137 Baanfuncties Deltawaarden...46 Cyclus Basisprincipes...57 in de tabel ingeven...47 definiëren...94 Cirkels en cirkelbogen...58 in het programma ingeven...46 Groepen...94 Voorpositioneren...58 oproepen...49 oproepen...95 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 248 Gereedschapslengte...45 IJlgang...44 Nestingen...151 Gereedschapsnummer...45 In vrijloop verplaatsen...103 Niet-gestuurde assen in NC-programma...193 Gereedschapsradius...46 Inschakelen...14 Nulpuntverschuiving...138 Gereedschapstabel bewerken...47 Kabel voor data-interface...226 Bewerkingsfuncties...48, 50 Onderprogramma Kamer Ingavemogelijkheden...47 oproepen...149 nabewerken...111 kiezen...47 Programmeeraanwijzingen...148 voorbewerken...110 verlaten...47 programmeren...149 Klaartekst-dialoog...37 Gereedschapsverplaatsingen Werkwijze...148 Kleine contourtrapjes: M97 ...90 ingeven...59 Open contourhoeken: M98...91 Kogel...183 Overzicht...68 programmmeren...37...
  • Pagina 249 Scheve ligging van het werkstuk compenseren...204 Binnenhoeken...54 Schroefdraad tappen Buitenhoeken...54 Weergave in 3 vlakken...187 met voedingscompensatie...105 Hoeken bewerken...54 Werkstanden...4 zonder voedingscompensatie...106 ingeven...53 Werkstukken opmeten...208 Schroeflijn...81 Rechte...69, 79 Werkstukposities Sleuffrezen Rechtlijnig afvlakken...134 absolute...29 pendelend...120 Referentiepunt kiezen...30 incrementele...29 Sleutelgetal...213 relatieve...29 HEIDENHAIN TNC 310...
  • Pagina 251 Werking van de M-functie Werkzaam aan rgl.- begin einde Blz. M00 Programma-afloop STOP/spil STOP/koelmiddel UIT M01 Naar keuze programmastop M02 Programma-afloop STOP/spil STOP/koelmiddel UIT/evt. wissen van de statusweergave (afhankelijk van machineparameters)/terugspringen naar regel 1 M03 Spil AAN in de richting van de wijzers van de klok M04 Spil AAN tegen de richting van de wijzers van de klok M05 Spil STOP M06 Gereedschapswissel/programma-afloop STOP (afhankelijk van machineparameters)/spil STOP...
  • Pagina 252 Ve 00 331 645-71 · 1/2000 · pdf · Subject to change without notice...