14
Voorbeeld gebruikersmacro koelmiddel
0 BEGIN PGM KM MM
1 FN 18: SYSREAD QL100 = ID20 NR8
2 FN 9: IF +QL100 EQU +1 GOTO LBL "Start"
3 M8
7 CYCL DEF 9.0 STILSTANDSTIJD
8 CYCL DEF 9.1 V.ZEIT3
9 LBL "Start"
10 END PGM RET MM
Positioneergedrag bij het werken met Q379
Vooral bij werkzaamheden met zeer lange boren, zoals eenlippig diepboren of extra
lange spiraalboren moet een aantal zaken in acht worden genomen. Zeer bepalend
is de positie waarop de spil wordt ingeschakeld. Wanneer de noodzakelijke geleiding
van het gereedschap ontbreekt, kan er bij extra lange boren gereedschapsbreuk
optreden.
Zodoende is het raadzaam deze werkzaamheden met parameter STARTPUNT Q379
uit te voeren. Met behulp van deze parameter kunt u de positie beïnvloeden waarop
de besturing de spil inschakelt.
Boorbegin
De parameter STARTPUNT Q379 houdt daarbij rekening met COORD. OPPERVLAK
Q203 en de parameter VEILIGHEIDSAFSTAND Q200. In welke samenhang de
parameters staan en hoe de startpositie wordt berekend, wordt in het volgende
voorbeeld verduidelijkt:
STARTPUNT Q379=0
De besturing schakelt de spil op de VEILIGHEIDSAFSTAND Q200 boven het
COORD. OPPERVLAK Q203 in
STARTPUNT Q379>0
Het boorbegin ligt op een bepaalde waarde boven het verdiepte startpunt
Q379. Deze waarde wordt berekend: 0,2 x Q379; indien het resultaat van deze
berekening hoger is dan Q200, dan is de waarde altijd Q200.
Voorbeeld:
COORD. OPPERVLAK Q203 =0
VEILIGHEIDSAFSTAND Q200 =2
STARTPUNT Q379 =2
Het boorbegin wordt berekend: 0,2 x Q379=0,2*2=0,4; het boorbegin ligt 0,4 mm/
inch boven het verdiepte startpunt. Wanneer het verdiepte startpunt -2 is, dan
start de besturing de boring bij -1,6 mm.
In de volgende tabel worden verschillende voorbeelden weergegeven van
manieren waarop het boorbegin kan worden berekend:
484
Bewerkingscycli | Cycli voor freesbewerking
; Koelmiddeltoestand uitlezen
; Koelmiddeltoestand opvragen, wanneer koelmiddel
actief is, sprong naar LBL Start
; Koelmiddel inschakelen
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022