14
Instructies
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u de vrijlooprichting verkeerd selecteert, bestaat er botsingsgevaar.
Met een eventueel aanwezige spiegeling in het bewerkingsvlak wordt voor de
vrijlooprichting geen rekening gehouden. Er wordt wel rekening gehouden met
actieve transformaties bij het terugtrekken.
Controleer de positie van de gereedschapspunt wanneer u een spiloriëntatie
op de hoek programmeert die u in Q336 invoert (bijv. in de toepassing MDI in
de werkstand Handmatig). Hierbij mogen geen transformaties actief zijn.
Hoek zo selecteren, dat de gereedschapspunt parallel aan de vrijlooprichting
staat
Vrijlooprichting Q214 zo kiezen, dat het gereedschap zich vanaf de rand van de
boring verplaatst
Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL
uitvoeren.
Na de bewerking positioneert de besturing het gereedschap weer naar het
startpunt in het bewerkingsvlak. Dat betekent dat u aansluitend incrementeel
verder kunt positioneren.
De besturing houdt voor de berekening van het startpunt van de verzinking
rekening met de lengte van de snijkant van de kotterbaar en de materiaaldikte.
Wanneer vóór de cyclusoproep de functie M7 of M8 actief was, herstelt de
besturing deze status bij het cycluseinde.
Deze cyclus bewaakt de gedefinieerde werklengte LU van het gereedschap.
Wanneer deze kleiner is dan de KAMERHOOGTE Q249, komt de besturing met
een foutmelding.
Aanwijzingen voor het programmeren
Positioneerregel naar het startpunt (midden van de boring) van het bewer-
kingsvlak met radiuscorrectie R0 programmeren
Het voorteken van de cyclusparameter Diepte legt de werkrichting bij het
verzinken vast. Let op: bij een positief voorteken vindt het verzinken plaats in de
richting van de positieve spilas.
472
AANWIJZING
Voer de gereedschapslengte zodanig in dat de onderkant van de
kotterbaar opgemeten is, niet de snijkant.
Bewerkingscycli | Cycli voor freesbewerking
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022