Bewerkingscycli | Cycli voor freesbewerking
Bewerkingsvarianten
Wanneer u met cyclus 292 werkt, moet u eerst de gewenste te draaien contour
in een subprogramma definiëren en met cyclus 14 of SEL CONTOUR naar deze
contour verwijzen. Beschrijf de te draaien contour op de dwarsdoorsnede van een
rotatiesymmetrische component. Daarbij wordt de te draaien contour afhankelijk
van de gereedschapsas met de volgende coördinaten beschreven:
Gebruikte gereed-
schapsas
Z
X
Y
Voorbeeld: wanneer de door u gebruikte gereedschapsas Z is, programmeert u uw
te draaien contour in axiale richting in Z en de radius van de contour in X.
U kunt met deze cyclus een buitenbewerking en een binnenbewerking uitvoeren.
Enkele aanwijzingen in het hoofdstuk "Instructies", Pagina 649 worden hieronder
toegelicht. Bovendien vindt u een voorbeeld onder "Voorbeeld interpolatiedraaien
cyclus 292", Pagina 694
Binnenbewerking
Het rotatiemiddelpunt is de positie van het gereedschap bij de cyclusoproep in
het bewerkingsvlak
Vanaf de cyclusstart mag noch de snijplaat noch het midden van de spil zich
naar het rotatiemiddelpunt bewegen.(Houd hiermee rekening bij de beschrijving
van uw contour)
De beschreven contour wordt niet automatisch met een veiligheidsafstand
verlengd. Deze moet in het subprogramma worden geprogrammeerd.
In de richting van de gereedschapsas positioneert de besturing aan het begin
van de bewerking in ijlgang naar het contourstartpunt (op het startpunt van de
contour mag geen materiaal staan)
Houd rekening met andere punten bij de programmering van uw binnencontour:
– Ofwel monotoon stijgende radiale en axiale coördinaten, bijv. 1-5
programmeren
– Ofwel monotoon dalende radiale en axiale coördinaten, bijv. 5-1
programmeren
– Programmeer de binnencontouren met een radius groter dan de gereed-
schapsradius.
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022
Axiale coördinaat
Z
X
Y
Z
4
5
3
1
2
X
1
2
Radiaalcoördinaten
X
Y
Z
14
653