Bewerkingscycli | Cycli voor slijpbewerking
Cyclusverloop
1 De besturing positioneert het slijpgereedschap afhankelijk van de POSITIE
KAMER Q367 boven de cilinder. Vervolgens verplaatst de besturing het
gereedschap met ijlgang naar de VEILIGE HOOGTE Q260.
2 Het slijpgereedschap verplaatst zich met AANZET VOORPOS. Q253 op VEILIG-
HEIDSAFSTAND Q200
3 Het slijpgereedschap verplaatst zich naar het startpunt van de gereedschapsas.
Het startpunt is afhankelijk van de BEWERKINGSRICHTING Q1031 bovenste of
onderste omkeerpunt van de pendelslag.
4 De cyclus start de pendelslag. De besturing verplaatst het slijpgereedschap met
de AANZET SLIJPEN Q207 naar de contour.
Verdere informatie: "Aanzet voor de pendelslag", Pagina 894
5 De besturing vertraagt de pendelbeweging in de startpositie.
6 De besturing zet het slijpgereedschap afhankelijk van Q1021 AANZET
ENKELZIJDIG in een halve cirkel om de zijdelingse verplaatsing Q534
7 De besturing voert eventueel de gedefinieerde vrijloopbewegingen
Q210 uit.
Verdere informatie: "Overloop en vrijloopbewegingen bij de omkeerpunten van
de pendelslag", Pagina 894
8 De cyclus zet de pendelbeweging voort. Het slijpgereedschap verplaatst zich over
meerdere cirkelbanen. De cirkelbanen overlappen de pendelslag in de richting van
de gereedschapsas tot een helix. Zij beïnvloeden de helling van de helixbaan met
de factor Q1032.
9 De helixbanen
pendelslag is bereikt.
10 De besturing herhaalt stap 4 t/m 7 totdat de diameter van het bewerkte deel
Q223 of overmaat Q14 is bereikt.
11 Na de laatste zijdelingse verplaatsing beweegt de slijpschijf het aantal eventueel
geprogrammeerde lege slagen Q1020.
12 De besturing stopt de pendelslag. Het slijpgereedschap verlaat de cilinder via een
halve cirkel met veiligheidsafstand Q200.
13 Het slijpgereedschap verplaatst zich met AANZET VOORPOS. Q253 op de
VEILIGHEIDSAFSTAND Q200 en vervolgens met ijlgang naar de VEILIGE
HOOGTE Q260.
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022
3
worden herhaald totdat het tweede omkeerpunt van de
1
aan.
2
Q211 of
14
893