Een back-up maken van objecten in het poortgeheugen
De procedure om een back-up te maken van een object van het
gebruikersgeheugen naar één van de geheugenpoorten is gelijk aan de
procedure om een variabele van de ene subdirectory naar een andere te
kopiëren (zie Hoofdstuk 2 van de gebruikshandleiding). U kunt bijvoorbeeld
de File Manager („¡) gebruiken om back-upobjecten te kopiëren en te
verwijderen, net zoals u met gewone objecten van de rekenmachine zou
doen. Aanvullend zijn er specifieke commando's om back-upobjecten te
bewerken, zoals hierna wordt beschreven.
Een back-up maken van de HOME directory en terugzetten
U kunt een back-up maken van de inhoud van de huidige HOME directory in
één enkel back-upobject. Dit object zal alle variabelen, toetstoewijzingen en
alarmen bevatten die momenteel in de HOME directory zijn gedefinieerd. U
kunt de inhoud van uw HOME directory ook terugzetten vanuit een back-
upobject dat u eerder heeft opgeslagen in het poortgeheugen. De instructies
voor deze bewerkingen worden verderop behandeld.
Een back-up maken van de HOME directory
Om een back-up te maken van de huidige HOME directory met de
algebraïsche modus, voert u dit commando in:
ARCHIVE(:Port_Number: Backup_Name)
Hier is de enige mogelijke waarde voor Poort_Nummer 0 en Backup_Naam
is de naam van het backupobject dat de inhoud van HOME zal opslaan.
De haakjes : : worden ingevoerd door gebruik van de toetsencombinatie
„ê. Indien u bijvoorbeeld HOME wilt back-uppen naar HOME1 in
poort 0, gebruik dan:
Gebruik het volgende commando om een back-up te maken van de HOME
directory in de RPN-modus:
Blz. 26-4