De eerste drie van de bovenstaande bewerkingen worden weergegeven in
het volgende beeldscherm:
In de RPN-modus moet u de operanden achtereenvolgens in te voeren,
gescheiden door de `-toets en pas aan het einde moet u op een operator
drukken. Voorbeelden:
In de RPN-modus daarentegen, kunt u de operanden van elkaar scheiden met
een spatie (#), alvorens op de operator te drukken. Voorbeelden:
Het gebruik van de haakjes
Haakjes kunnen gebruikt worden om groepsbewerkingen uit te voeren en om
argumenten van functies samen te voegen. U krijgt de haakjes met de
volgende toetsencombinatie „Ü. Haakjes moeten altijd als paar worden
ingevoerd. Bijvoorbeeld, om (5+3.2)/(7-2.2) te berekenen:
In de ALG-modus:
„Ü5+3.2™/„Ü7-2.2`
In de RPN-modus zijn de haakjes niet nodig. De bewerkingen worden
rechtstreeks in het stapelgeheugen uitgevoerd:
5`3.2`+7`2.2`-/
In de RPN-modus kunt u de uitdrukking tussen aanhalingstekens invoeren
zoals in de algebraïsche modus:
3.7` 5.2+
6.3` 8.5-
4.2` 2.5*
2.3` 4.5/
3.7#5.2 +
6.3#8.5 -
4.2#2.5 *
2.3#4.5 /
Blz. 3-4