Wanneer het rechthoekige, of Cartesische coördinatenstelsel wordt
geselecteerd, wordt in de bovenste regel van het scherm een XYZ-veld
weergegeven, en elke 2-D of 3-D vector die in de rekenmachine wordt
ingevoerd, wordt weergegeven als de (x,y,z) componenten van de vector.
Om de vector A = 3i+2j-5k, in te voeren, gebruiken we [3,2,-5], en de vector
wordt als volgt weergegeven:
Als in de plaats van Cartesische componenten van een vector cilindrische
(polaire) elementen ingevoerd worden, moeten we de grootte, r, invoeren van
de projectie van de vector op het x-y-vlak, evenals de hoek θ (in de huidige
hoekmeting), die de afwijking weergeeft tussen r en de positieve x-as eneen z
component van de vector. De hoek θ moet voorafgegaan worden door het
hoekteken (∠) met ~‚6. Stel bijvoorbeeld dat we een vector hebben
met r = 5, θ = 25
o
(DEG moet dan geselecteerd worden als de hoekmeting)
en z = 2.3, dan kunnen we deze vector als volgt invoeren:
„Ô5 ‚í ~‚6 25 ‚í 2.3
Vóór u op `drukt, zal het beeldscherm eruit zien zoals in de onderstaande
linkerafbeelding. Nadat u op ` heeft gedrukt, zal het beeldscherm eruit
zien zoals de rechterafbeelding (Voor dit voorbeeld werd de numerieke
opmaak gewijzigd naar Fix met drie decimalen).
U ziet dat de vector is weergegeven in Cartesischee coördinaten, met de
componenten x = r cos(θ), y = r sin(θ), z = z, ook al hebben we ze ingevoerd
als polaire coördinaten. Dit door het feit dat het beeldscherm van de vector
Blz. 9-15