PICTURE »
Sla het programma op in de variabele PLOT1. Druk, indien nodig, op Jen
daarna op @PLOT1 om het programma te activeren.
Voorbeeld 2 –Een parametrisch diagram. Voer hetvolgende programma in:
«
RAD {PPAR EQ} PURGE
'SIN(t)+i*SIN(2*t)' STEQ
{ t 0. 6.29} INDEP
'Y' DEPND
PARAMETRIC
{ (0.,0.) {.5 .5} "X(t)"
"Y(t)" } AXES
–2.2 2.2 XRNG
–1.1 1.1 YRNG
ERASE DRAW DRAX LABEL
PICTURE
»
Sla het programma op in de variabele PLOT2. Druk, indien nodig, op Jen
daarna @PLOT2 om het programma te activeren.
Voorbeeld 3 – Een polaie diagram. Voer het volgende programma in:
«
RAD {PPAR EQ} PURGE
'1+SIN(θ)' STEQ
{ θ 0. 6.29} INDEP
labels
Roept het grafische scherm op in het
stapelgeheugen
Activeert het programma
Verandert naar radialen, wist
variabelen
Slaat 'X(t)+iY(t)' op in EQ
Stelt 'r' als de onafh. variabele in,
met bereik
Stelt 'Y' als de afhankelijke variabele
Kiest PARAMETRIC als het
diagramtype
Stelt de assen-informatie in
Bepaalt het x-bereik
Bepaalt het y-bereik
Wist en tekent het diagram, assen en
labels
Roept het grafische scherm naar het
stapelgeheugen
Beëindigt het programma
Activeert het programma
Verandert naar radialen, wist
variabelen.
Slaat 'f(θ)' op in EQ
Stelt 'θ' als de onafh. variabele in,
met bereik
Blz. 22-20