1.
Noodsleutel eruit nemen → pag. 79.
2. Noodsleutel in de sleuf steken →
53
, in pijlrichting drukken en de af-
2
dekking eruit wippen.
3. Knoopcel uit het batterijvak nemen
afb.
54.
→
4. Nieuwe knoopcel met dezelfde specifi-
catie in het batterijvak drukken →
5. Klepje op de behuizing drukken tot dit
vastklikt.
6. Noodsleutel in de behuizing van de au-
tosleutel opbergen → pag. 79.
7.
Ontladen batterij milieubewust recyc-
len.
GEVAAR
Als knoopcellen worden ingeslikt of in de
luchtpijp komen, kunnen binnen zeer kor-
te tijd zware of zelfs dodelijke verwondin-
gen ontstaan als gevolg van verstikking of
inwendige verbrandingen.
·
Roep direct de hulp van een arts in als
u vermoedt dat er een knoopcel is inge-
slikt.
·
Als het batterijklepje niet kan worden
gesloten, gebruik de radiografische af-
standsbediening dan niet.
·
Bewaar de radiografische afstandsbe-
diening en de sleutelhanger met knoop-
cellen altijd buiten het bereik van kinde-
ren.
LET OP
Een onjuist vervangen knoopcel of een on-
geschikte batterij kan de autosleutel be-
schadigen.
·
Vervang een lege knoopcel alleen door
een nieuwe knoopcel met dezelfde span-
ning, dezelfde grootte en specificatie.
·
Let bij het aanbrengen van de knoopcel
op de juiste polariteit.
Batterijen van het type dat in de af-
standsbediening van uw autosleutel
wordt gebruikt, kunnen perchloraat bevat-
ten. Dit kan een speciale behandeling verei-
sen. Volg alle wettelijke bepalingen over
het gebruik en de recycling van deze batte-
rijen op. Wij adviseren u deze service door
een specialist voor u te laten uitvoeren.
Wagensleutel synchroniseren
afb.
Als de wagen niet met de wagensleutel kan
worden ontgrendeld of vergrendeld, wa-
gensleutel synchroniseren of knoopcel ver-
vangen → pag. 80.
Wagensleutel synchroniseren:
.
1.
Naast de wagen gaan staan.
2. Tweemaal kort na elkaar de knop
de wagensleutel indrukken.
Of:
1.
Sleutelbaard van de wagensleutel uit-
klappen of noodsleutel eruit nemen
→ pag. 79.
2. Knop
op de wagensleutel indrukken.
3. Wagen met de noodsleutel of met de
sleutelbaard van de wagensleutel ont-
grendelen.
4. Linkervoorportier openen. Als de wagen
is uitgerust met een alarmsysteem,
wordt het alarm onmiddellijk geacti-
veerd → pag. 90.
5. Contact inschakelen.
6. Of: Wagensleutel in de achterste be-
kerhouder in de middenconsole leggen.
De synchronisatie is afgerond.
Probleemoplossingen
Het ver- of ontgrendelen is niet moge-
lijk.
Niet alle protieren zijn gesloten.
1.
Alle portieren sluiten.
Of: Er zit een storing in de sensor van de
wagensleutel.
1.
Controleer of de sensor van de wagen-
sleutel wordt gestoord, bv. door obsta-
kels of door zenders in de buurt van de
wagen.
2. Wagensleutel synchroniseren → pag. 81.
Of: De knoopcel van de wagensleutel is
ontladen.
1.
Knoopcel vervangen → pag. 80.
Of: Wagen via de slotcilinder in het lin-
kervoorportier ver- of ontgrendelen
op
Wagensleutels
81