LET OP
Onjuist verlaten en parkeren van de wagen
kan beschadigingen aan de wagen tot ge-
volg hebben.
·
Schakel altijd de parkeerrem in om onge-
wilde wagenbewegingen bij het stilzetten
van de wagen te voorkomen.
·
Uit de bodem stekende voorwerpen kun-
nen bij het in- en uitparkeren de bumper
en andere wagenonderdelen beschadi-
gen. Rijd parkeerplaatsen met hoge stoe-
pranden of vaste begrenzingen altijd
voorzichtig in. Stop voordat de wielen de
begrenzingen of stoepranden raken.
·
Laaggelegen wagenonderdelen zoals
bumpers, spoilers en delen van het on-
derstel, de motor of het uitlaatsysteem
kunnen bij het eroverheen rijden worden
beschadigd. Rijd voorzichtig door kuilen
en over perceelinritten, opritten, stoe-
pranden en andere objecten.
LET OP
Oneffenheden in de bodem kunnen net als
zand en modder tot gevolg hebben dat de
wagen niet veilig kan worden stilgezet en
wordt beschadigd.
·
Zet de wagen altijd op een stevige, vlak-
ke ondergrond stil.
Bij het stilzetten en parkeren van een
wagen de wettelijke bepalingen in
acht nemen.
Parkeerrem
Parkeerrem bedienen
Afb. 121 In de middenconsole: Knop voor de
parkeerrem
Inschakelen
1.
Bij stilstaande auto de knop voor de
parkeerrem
afb. 121
→
vasthouden, tot het controlelampje in
de knop geel brandt.
Als de parkeerrem is ingeschakeld,
brandt het controlelampje in het in-
strumentenpaneel rood.
Het controlelampje in de knop
brandt geel.
Uitschakelen
1.
Contact inschakelen.
2. Rempedaal intrappen en knop
afb. 121
indrukken.
→
Het controlelampje in de knop
de controlelampje
in het instrumenten-
paneel gaan uit.
Automatisch uitschakelen van de par-
keerrem bij het wegrijden
De parkeerrem wordt bij het wegrijden au-
tomatisch losgezet als bij gesloten be-
stuurdersportier één van de volgende situ-
aties optreedt →
:
— Schakeltransmissie: Vóór het wegrijden
wordt de koppeling helemaal ingetrapt.
— Automatische transmissie: Er wordt een
rijstand ingeschakeld of een andere rijst-
and gekozen.
Parkeerrem
aantrekken en
afb. 121
→
en het ro-
189