WAARSCHUWING
Het op onjuiste wijze vervangen van gloei-
lampjes kan ongevallen en zware verwon-
dingen veroorzaken.
·
Lees en neem voor alle werkzaamhe-
den in de motorruimte altijd de waar-
schuwingsaanwijzingen in acht → pag.
322. De motorruimte van elke auto is
gevaarlijk en kan zware verwondingen
veroorzaken.
·
Let erop dat halogeengloeilampjes on-
der druk staan en bij het vervangen van
een lampje kunnen springen.
·
Vervang het betreffende gloeilampje
pas wanneer het geheel afgekoeld is.
·
Vervang nooit zelf een gloeilampje als
u niet met de noodzakelijke handelin-
gen vertrouwd bent. Bij twijfel over wat
te doen, de noodzakelijke werkzaamhe-
den door een hiervoor gekwalificeerde
specialist laten uitvoeren.
·
Raak het lampenglas van het gloei-
lampje niet met uw blote vingers aan.
Achtergebleven vingerafdrukken op het
gloeilampje verdampen bij het inscha-
kelen door de warmte en maken de re-
flector dof.
·
Aan het koplamphuis en aan de behui-
zing van het achterlicht zitten scherpe
randen. Bescherm uw handen bij het
vervangen van een gloeilampje.
LET OP
Wanneer u na het vervangen van een gloei-
lampje de rubber afdekking of kunststof af-
dekkingen niet goed op het koplamphuis
monteert, kan schade aan de elektrische
installatie ontstaan, vooral door binnen-
dringend water.
306
Tips om het zelf te doen
Informatie over het vervangen
van een gloeilampje
Raadpleeg
en
dit hoofdstuk op pag. 305.
De volgende handelingen voor het vervan-
gen van gloeilampjes altijd in de aangege-
ven volgorde uitvoeren →
1.
De auto op zo veilig mogelijke afstand
van het rijdende verkeer veilig op een
vlakke en stevige ondergrond neerzet-
ten.
2. Parkeerrem inschakelen.
3. Licht uitschakelen.
4. Richtingaanwijzer- en grootlichthendel
in neutrale stand zetten.
5. Bij auto's met automatische transmissie:
keuzehendel in stand P zetten.
6. Contact uitschakelen.
7.
Bij auto's met schakeltransmissie: ver-
snelling inschakelen.
8. Oriëntatieverlichting uit laten gaan
→ pag. 115, Coming- en leaving-home-
functie (oriëntatieverlichting).
9. Betreffende gloeilampjes laten afkoe-
len.
10. Controleren of er een zekering zichtbaar
is doorgebrand.
11. Betreffend gloeilampje volgens de in-
structies vervangen. Een gloeilampje
mag alleen worden vervangen door een
nieuw gloeilampje van gelijke uitvoe-
ring. De betreffende beschrijving staat
op de lampvoet of op het lampenglas.
12. Het lampenglas van het gloeilampje
nooit met uw blote vingers aanraken.
De achtergebleven vingerafdruk zou
door de warmte van het ingeschakelde
gloeilampje verdampen en op de reflec-
tor neerslaan, waardoor de lichtsterkte
van de koplamp negatief wordt beïn-
vloed.
13. Na het vervangen van een gloeilampje
de werking van het gloeilampje contro-
leren. Als het gloeilampje niet werkt, is
het mogelijk dat het gloeilampje niet
correct is geplaatst, het lampje weer is
uitgevallen of de stekker niet goed is
aangesloten.
aan het begin van
: