Advertenties
Afstandswaarschuwing
De Automatic Emergency Bra-
king herkent wanneer de vei-
ligheid in gevaar is als gevolg
van te dicht op de voorligger rijden.
Het controlelampje brandt. Afstand
vergroten!
Voorwaarschuwing
De Automatic Emergency Braking
herkent een mogelijke botsing en be-
reidt de wagen op een mogelijke
noodstop voor.
Er klinkt een waarschuwingsgeluid,
het rode waarschuwingslampje
brandt. Remmen of uitwijken!
Acute waarschuwing
Als u niet op de voorwaarschuwing rea-
geert, kan er een korte remschok worden
gegeven om u op het toenemende bot-
singsgevaar te attenderen. Remmen of uit-
wijken!
Automatische remingreep
De Automatic Emergency Braking kan de
wagen automatisch met in meerdere trap-
pen toenemende remkracht afremmen.
Door de verlaagde snelheid kunnen de ge-
volgen van een ongeval worden beperkt.
Remondersteuning
Als het systeem herkent dat u bij een drei-
gende botsing onvoldoende remt, kan de
Automatic Emergency Braking de rem-
kracht verhogen en zo helpen om de bot-
sing te voorkomen. De remondersteuning
vindt alleen plaats zolang het rempedaal
stevig wordt ingetrapt.
Grenzen van de Automatic Emer-
gency Braking
Raadpleeg
aan het begin van dit
hoofdstuk op pag. 172.
Direct na het starten van de wagen is
de Automatic Emergency Braking niet
of slechts beperkt beschikbaar. Ge-
durende deze tijd brandt op het dis-
play in het instrumentenpaneel het
controlelampje.
174
Bestuurdershulpsystemen
Aan de Automatic Emergency Braking zit-
ten natuurkundige en door het systeem be-
paalde beperkingen. Daarom steeds oplet-
tend blijven en zo nodig zelf ingrijpen!
Vertraagde reactie
Als de camera of radarsensor aan milieu-
invloeden is blootgesteld die de werking
beïnvloeden, kan het systeem dit pas met
vertraging herkennen. Daarom kunnen mo-
gelijke functiebeperkingen bij het begin van
de rit en tijdens het rijden pas met vertra-
ging worden weergegeven → pag. 172.
Niet-herkenbare objecten
De Automatic Emergency Braking kan bij de
volgende objecten niet of verlaat reageren:
— Voertuigen die buiten bereik van de sen-
sor op geringe afstand van de eigen wa-
gen rijden, bv. schuin voor de wagen rij-
dende voertuigen of motorrijders.
— Voertuigen die direct vóór de eigen wa-
gen naar de eigen rijstrook wisselen.
— Voertuigen waarvan opbouw- of aan-
bouwdelen over de wagen uitsteken.
— Tegemoetkomende of kruisende voertui-
gen.
— Stilstaande of tegemoetkomende voet-
gangers; zonder Pedestrian Detection
volgt geen reactie op personen.
— Stilstaande of tegemoetkomende fiet-
sers; zonder fietserherkenning ook geen
reactie op overstekende fietsers.
— Voetgangers en fietsers die niet als zoda-
nig worden herkend, bv. omdat zij geheel
of gedeeltelijk onzichtbaar zijn.
Functiebeperkingen
In de volgende rijsituaties kan de Automatic
Emergency Braking niet, vertraagd of onge-
wenst reageren:
— Bij rijden van scherpe bochten.
— Ritten bij hevige regen, sneeuw, mist of
opspattend water.
— Ritten in parkeergarages of tunnels.
— Ritten op wegen met verzonken metalen
objecten, zoals spoorrails.
— Achteruitrijden.
— Als ESC regelt of bij een storing in ESC.
Advertenties
