Afb. 31 Inbouwplaats en werkingsgebied van
de bijrijdersvoorairbag (principeafbeelding)
Het voorairbagsysteem biedt als aanvulling
op de veiligheidsgordels extra bescherming
voor het hoofd- en borstbereik van de be-
stuurder en bijrijder bij zware frontale bot-
singen. Er moet altijd de grootst mogelijke
afstand tot de voorairbag worden aange-
houden → pag. 44. Daardoor kunnen de
voorairbags in geval van een activering vol-
ledig worden ontvouwen en zo een maxi-
male beschermende werking bieden.
De voorairbag voor de bestuurder zit in het
stuurwiel →
afb. 30
en de voorairbag voor
de bijrijder in het dashboard →
airbaginbouwplaatsen zijn gemarkeerd met
de opschriften "AIRBAG".
De rood omkaderde gebieden worden door
de activerende airbags bereikt (werkings-
gebied). Daarom mogen in deze gebieden
nooit voorwerpen worden neergelegd of
bevestigd →
. De af fabriek ingebouwde
aanbouwdelen worden niet geraakt door
de ontvouwende bestuurders- en bijrijders-
voorairbag.
Bij het ontvouwen van de bestuurders- en
bijrijdersvoorairbag worden de airbagafdek-
kingen uitgeklapt. De airbagafdekkingen
blijven met het stuurwiel en het dashboard
verbonden.
GEVAAR
Het ontvouwen van de geactiveerde air-
bag gebeurt in fracties van seconden en
met zeer hoge snelheid.
·
Laat altijd het werkingsgebied van de
voorairbags vrij.
58
Veiligheid
·
Bevestig nooit voorwerpen op de af-
dekkingen en in het werkingsgebied van
de airbageenheden, zoals bekerhouders
of telefoonhouders.
·
Tussen de inzittenden op de voorstoe-
len en het werkingsgebied van de air-
bags mogen zich geen andere perso-
nen, dieren of voorwerpen bevinden.
Let erop dat ook kinderen en passagiers
zich hier aan houden.
·
Bevestig aan bijrijderszijde geen voor-
werpen aan de voorruit boven de voor-
airbag, bv. mobiele navigatieapparaten.
·
Beplak of bedek nooit de airbageenheid
van het stuurwiel en het oppervlak van
het dashboard in het werkingsgebied
van de bijrijdersairbag en bewerk deze
ook niet op een andere manier.
WAARSCHUWING
De voorairbags ontvouwen zich vóór het
stuurwiel →
afb.
→
·
Houd het stuurwiel tijdens het rijden al-
tijd met beide handen vast aan de zij-
kant aan de buitenste rand in de stand
"kwart over negen".
·
Verstel de bestuurdersstoel zo dat er
afb.
31. De
ten minste 25 cm (circa 10 inch) ruimte
tussen de borstkas en het midden van
het stuurwiel is. Als u om lichamelijke
redenen niet aan deze eis kunt voldoen,
neem dan beslist contact op met een
hiervoor gekwalificeerde specialist.
·
Verstel de bijrijdersstoel zo dat de
grootst mogelijke afstand tussen de bij-
rijder en het dashboard bestaat.
afb. 30
en het dashboard
31.