1.
Mobiele telefoon kie-
HOME
zen aantippen.
Het zoeken naar beschikbare Blue-
tooth-apparaten wordt gestart. Na het
beëindigen van het zoeken wordt een
lijst met de beschikbare Bluetooth-ap-
paraten geopend.
2. Op de mobiele telefoon de lijst met be-
schikbare Bluetooth-apparaten openen
en apparaatnaam van het infotain-
mentsysteem kiezen.
3. Let op meldingen op de mobiele tele-
foon en het infotainmentsysteem en
bevestig deze zo nodig.
Als de koppeling succesvol was, wor-
den de gegevens van de mobiele tele-
foon in het gebruikersprofiel opgesla-
gen.
4. Optioneel: melding voor de overdracht
van de gegevens naar de mobiele tele-
foon bevestigen.
WAARSCHUWING
Als u de koppeling tijdens het rijden uit-
voert, kan dit ongevallen of verwondingen
veroorzaken.
·
Voer de koppeling alleen bij stilstaande
auto uit.
Bij de koppeling van sommige mobiele
telefoons wordt een PIN op het
scherm van de mobiele telefoon weergege-
ven. Om de koppeling af te sluiten, deze
pincode in het infotainmentsysteem inge-
ven.
Gekoppelde mobiele telefoons zijn in
het infotainmentsysteem opgeslagen,
ook als deze op dit moment niet verbonden
zijn.
Verbindingen beheren
Voorwaarden:
✓ De mobiele telefoon is gekoppeld en
verbonden.
✓ Bluetooth op de mobiele telefoon is ge-
activeerd.
1.
Mobiele apparaten aantip-
HOME
pen.
2. De voor de verbinding gewenste tech-
nologie aantippen.
Actieve en passieve verbinding
Om de functies van de telefooninterface te
gebruiken, moet ten minste een mobiele
telefoon met het infotainmentsysteem zijn
verbonden. Als er meerdere mobiele tele-
foons met het infotainmentsysteem zijn
verbonden, kunt u tussen actieve en pas-
sieve verbinding wisselen. Om de telefoon-
interface met de gewenste mobiele tele-
foon te bedienen, brengt u de actieve ver-
binding met het infotainmentsysteem tot
stand.
Verschil tussen de verbindingstypen
Actief
Mobiele telefoon is gekoppeld en
verbonden. Functies van de telefoon-
interface worden met de gegevens
van deze mobiele telefoon uitge-
voerd.
Passief
Mobiele telefoon is gekoppeld en
verbonden. Alleen inkomende oproe-
pen kunnen via de telefooninterface
worden beantwoord. Andere functies
zijn niet beschikbaar.
Verbindingstype wisselen (passief naar
actief)
Voorwaarde:
✓ meerdere mobiele telefoons zijn gelijk-
tijdig met het infotainmentsysteem ver-
bonden.
1.
aantippen. De mobiele telefoon met
actieve verbinding is gemarkeerd.
2. Naam van de gewenste mobiele tele-
foon aantippen.
Andere mobiele telefoons zijn automa-
tisch passief verbonden.
Gebruikersprofielen
Voor elke gekoppelde mobiele telefoon
wordt automatisch een individueel gebrui-
kersprofiel aangemaakt. In het gebruikers-
profiel worden gegevens van de mobiele
telefoon opgeslagen, bv. contactgegevens
of instellingen. Er kunnen maximaal tien
gebruikersprofielen gelijktijdig in het info-
tainment zijn opgeslagen.
Telefooninterface
255