Inhoudsopgave
Advertenties
5.
aantippen.
Banendaanduiding
6. Passende bandenmaat kiezen.
Bij het monteren van bandenmaten die af
fabriek niet voor de wagen bestemd zijn,
kan de bijbehorende normbandenspanning
achteraf door een hiervoor gekwalificeerde
specialist worden toegevoegd.
Reservewiel, noodreservewiel of reser-
vewiel met vouwband
De bandenspanning van het reservewiel,
noodreservewiel of reservewiel met vouw-
band wordt niet gecontroleerd.
LET OP
·
De spanningssensoren zijn aan speciale
aluminium ventielen bevestigd, die star
vastgeschroefd zijn. Buig de ventielen bij
het vullen en controleren van de banden-
spanning niet "in positie".
·
Ontbrekende ventieldopjes kunnen be-
schadigingen aan het ventiel en de sen-
soren tot gevolg hebben. Rijd daarom al-
tijd met volledig erop geschroefde ven-
tieldopjes. Gebruik geen metalen ventiel-
dopjes.
·
Gebruik geen "comfortventieldopjes",
omdat deze niet goed afdichten en dit tot
beschadigingen van de sensoren kan lei-
den.
Probleemoplossingen banden-
controle
Raadpleeg
aan het begin van dit
hoofdstuk op pag. 340.
Bandenspanning laag
Het controlelampje brandt geel.
De bandenspanning van één of meerdere
banden is afgenomen of de band is structu-
reel beschadigd.
1.
Niet verder rijden!
2. Alle bandenspanningen controleren en
aanpassen → pag. 350.
3. Beschadigde banden laten vervangen.
4. Bandencontrole opnieuw inleren → pag.
341.
344
Velgen en banden
5. Als de storing blijft bestaan, een hier-
voor gekwalificeerde specialist opzoe-
ken.
Storing in de bandencontrole
Het controlelampje knippert ongeveer een
minuut en brandt vervolgens continu geel.
Er is sprake van een storing in het systeem.
1.
Niet verder rijden!
2. Contact uit- en weer inschakelen.
3. Bandencontrole opnieuw inleren → pag.
341.
4. Als de storing blijft bestaan, een hier-
voor gekwalificeerde specialist opzoe-
ken.
WAARSCHUWING
Verschillende bandenspanningen of te la-
ge bandenspanningen kunnen banden-
schade, bandenpech, verlies van de con-
trole over de wagen, ongevallen, zware
verwondingen en de dood veroorzaken.
·
Als het controlelampje
zet de wagen dan direct stil en contro-
leer alle banden → pag. 350.
·
Verschillende bandenspanningen of te
lage bandenspanningen kunnen de
bandenslijtage vergroten, de rijstabili-
teit verslechteren en de remweg verlen-
gen.
·
Verschillende bandenspanningen of te
lage bandenspanningen kunnen leiden
tot plotselinge bandenpech en tot het
klappen van de band en verlies van de
controle over de wagen.
·
De bestuurder is verantwoordelijk voor
de juiste bandenspanning van alle ban-
den van de wagen. De aanbevolen ban-
denspanning staat vermeld op een stic-
ker → pag. 350.
·
Alleen wanneer alle koude banden de
juiste bandenspanning hebben, kan het
bandencontrolesysteem goed werken.
·
Alle banden moeten altijd de juiste
bandenspanning hebben die past bij de
belading → pag. 350.
·
Breng vóór elke rit alle banden altijd op
de juiste bandenspanning → pag. 350.
gaat branden,
Advertenties
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
