Advertenties
In het bovenste gedeelte van de mid-
denconsole
Airco-instellingen in het infotain-
mentsysteem openen.
Achterruitverwarming bij draaiende
motor in- en uitschakelen.
De achterruitverwarming schakelt
zichzelf uiterlijk na tien minuten uit.
De ontwasemingsfunctie maakt de
voorruit vrij van ijs en aanslag.
De lucht wordt ontvochtigd en de
ventilator op een hoge stand gezet.
Voorruitverwarming bij draaiende
motor in- en uitschakelen → pag.
129.
LET OP
Om beschadigingen aan de achterruitver-
warming te voorkomen, mogen aan de bin-
nenzijde geen stickers op de verwarmings-
draden worden geplakt.
Om brandstof te besparen, schakelt
u de achterruitverwarming zo snel
mogelijk uit.
Op het multifunctiestuurwiel
Stuurwielverwarming in- en uitscha-
kelen → pag. 130.
In het infotainmentsysteem: bovenste
beeldschermrand
Klimaatregeling in- en uitschakelen.
— Front: Instellingen voor de zitplaatsen
voorin uitvoeren.
— Rear: Instellingen voor de dakventilator
uitvoeren → pag. 130.
In het infotainmentsysteem: onderste
beeldschermrand
Temperatuur instellen. Afhankelijk
van de uitrusting kunt u de tempera-
tuur direct in het infotainmentsys-
teem of via de touch-regelaar onder
het infotainmentsysteem instellen.
De ingestelde temperaturen worden
bij de onderste beeldschermrand in
126
Verwarming en airconditioning
het infotainmentsysteem weergege-
ven.
Stoelverwarming in- en uitschakelen
→ pag. 128.
In het infotainmentsysteem: menu
Comfort
Als een Comfort-functie wordt ingescha-
keld, wordt ook de automatische regeling
ingeschakeld. De Comfort-functie blijft tij-
delijk ingeschakeld en na afloop blijft de
automatische regeling ingeschakeld.
Voorruit vrij maken van ijs en ontwa-
semen.
Warme lucht naar de voetenruimte
leiden.
Warme lucht naar het stuurwiel lei-
den.
Koele lucht naar de voetenruimte lei-
den.
Frisse lucht van buiten in het interieur
leiden.
Kortstondig het vermogen van de
koeling verhogen.
In het infotainmentsysteem: menu
Standard
De ingestelde luchttemperatuur
wordt constant gehouden. De lucht-
hoeveelheid en luchtverdeling wor-
den automatisch geregeld. Het venti-
latortoerental in de automatische re-
geling kan via de klimaatprofielen
worden geregeld. De automatische
regeling wordt uitgeschakeld als het
ventilatortoerental handmatig wordt
veranderd.
In de koelfunctie wordt de lucht ge-
koeld en ontvochtigd.
Ventilatortoerental instellen.
Circulatiefunctie in- en uitschakelen
→ pag. 127.
Advertenties
