Afb. 198 In de motorruimte: Deksel van de
motorolievulopening (principeafbeelding)
Stappen in de aangegeven volgorde uitvoe-
ren →
, →
:
1.
Auto met motor op bedrijfstemperatuur
op een vlakke ondergrond plaatsen om
te voorkomen dat een verkeerd moto-
roliepeil wordt afgelezen.
2. Motor afzetten en ten minste 5 minuten
wachten, zodat de motorolie in de car-
terpan terugstroomt.
3. Voorklep openen
4. Motorolievulopening en oliepeilstok
identificeren. De motorolievulopening is
te herkennen aan het symbool
afb. 198
op het deksel en de oliepeil-
→
stok aan de gekleurde greep. Als niet
duidelijk is waar het deksel en de olie-
peilstok zitten, een hiervoor gekwalifi-
ceerde specialist opzoeken.
5. Oliepeilstok uit de geleidingspijp trek-
ken en met een schone doek afvegen.
6. Oliepeilstok weer tot de aanslag in de
geleidingspijp schuiven. Als zich op de
oliepeilstok een markering bevindt,
moet deze markering bij het erin schui-
ven van de oliepeilstok in de groef bo-
venaan de geleidingspijp vallen.
7.
Oliepeilstok opnieuw eruit trekken en
het motoroliepeil als volgt van de olie-
peilstok aflezen →
afb.
Motoroliepeil te hoog. Let eventueel
A
op meldingen op het display in het in-
strumentenpaneel resp. schakel een
specialist in →
.
330
Controleren en bijvullen
→ pag. 325.
197:
Motoroliepeil in normale gebied. Mo-
B
torolie kan tot aan de bovenste grens
van dit gebied worden bijgevuld, bv. bij
hoge motorbelasting → pag. 327,
→ pag. 329. Verder met stap 8 of 16.
Motoroliepeil te laag. Eventuele mel-
C
dingen op het display in het instrumen-
tenpaneel in acht nemen resp. beslist
motorolie bijvullen. Verder met stap 8.
8. Na het aflezen van het motoroliepeil de
oliepeilstok weer tot de aanslag in de
geleidingspijp schuiven.
9. Deksel van de motorolievulopening af
draaien →
afb.
198.
10. In kleine hoeveelheden motorolie bijvul-
len, niet meer dan in totaal 0,5 l (0,5 qt)
of het advies in het instrumentenpaneel
opvolgen. Het gebruik van goedgekeur-
de oliesoorten volgens de betreffende
norm wordt aanbevolen.
11. Om te voorkomen dat er te veel motor-
olie wordt bijgevuld, moet telkens na
het bijvullen ten minste een minuut
worden gewacht, zodat de motorolie in
de motoroliecarterpan tot aan de mar-
kering op de oliepeilstok kan stromen.
12. Motoroliepeil opnieuw van de oliepeil-
stok aflezen voordat weer een nieuwe
kleine hoeveelheid motorolie wordt bij-
gevuld. Nooit te veel motorolie bijvullen
.
→
13. Het motoroliepeil zou na het bijvullen in
het midden van gebied →
moeten liggen. Het motoroliepeil mag
niet in gebied →
afb. 197
14. Als er per ongeluk te veel motorolie
werd bijgevuld en het motoroliepeil
daarna in gebied →
motor niet starten. De hulp van een
specialist inschakelen.
15. Na het bijvullen de dop van de motoro-
lievulopening dichtdraaien.
16. Oliepeilstok tot de aanslag in de gelei-
dingspijp schuiven. Als zich boven op de
oliepeilstok een markering bevindt,
moet deze markering bij het erin schui-
ven van de oliepeilstok in de groef bo-
ven aan de geleidingspijp vallen.
17. Voorklep sluiten
→ pag. 325.
afb. 197
B
liggen →
.
A
afb. 197
staat,
A