Advertenties
·
Controleer regelmatig de bandenspan-
ning en houd altijd de aangegeven
waarde aan → pag. 350. Door een te la-
ge bandenspanning kan de band zo
sterk opwarmen dat dit kan leiden tot
loslaten van het loopvlak en een klap-
band.
·
Houd altijd de juiste bandenspanning
voor de koude band aan zoals deze op
het bandenspanningsplaatje staat aan-
gegeven → pag. 350.
·
Controleer regelmatig de bandenspan-
ning bij koude banden. Stel zo nodig de
bandenspanning bij koude banden voor
de op de wagen gemonteerde banden
in → pag. 350.
·
Controleer de banden regelmatig op te-
kenen van slijtage of beschadigingen.
·
Overschrijd nooit de voor de gemon-
teerde banden toegestane maximum-
snelheid en het draagvermogen.
Te lage bandenspanning verhoogt het
brandstofverbruik en de bandenslijta-
ge.
Wanneer voor het eerst met nieuwe
banden met hoge snelheid wordt ge-
reden, kunnen deze iets vervormen en
daardoor eenmalig een spanningswaar-
schuwing veroorzaken.
Vervang oude banden alleen door
banden, waarvan de afmetingen, het
type, het draagvermogen en de snelheids-
codeletter met de voor de wagen goedge-
keurde banden overeenstemmen.
Vertrouw niet alleen op het banden-
controlesysteem. Controleer regelma-
tig de banden om er zeker van te zijn dat de
bandenspanning in orde is en de banden
geen tekenen van beschadigingen verto-
nen, zoals barsten of scheuren. Verwijder
vreemde voorwerpen uit het bandenprofiel
als deze niet in de band zijn binnengedron-
gen.
Bandencontrole
Raadpleeg
aan het begin van dit
hoofdstuk op pag. 340.
Beschrijving van de werking
De bandencontrole vergelijkt met behulp
van de ABS-sensoren onder andere het
toerental en de afrolomtrek van de afzon-
derlijke banden.
De bandencontrole werkt niet wan-
neer de ESC of het ABS een storing
heeft → pag. 212.
De afrolomtrek kan veranderen:
— Als de bandenspanning werd veranderd.
— Als de bandenspanning te laag is.
— Als de band beschadigd is.
— Als de wagen eenzijdig belast is.
— Als sneeuwkettingen zijn gemonteerd.
— Als een noodreservewiel is gemonteerd.
— Als een wiel per as is vervangen.
De bandencontrole
kan bij een sportieve
rijstijl, op winterse of onverharde wegen of
bij het rijden met sneeuwkettingen ver-
traagd of helemaal niets weergeven.
De bandencontrole geeft een verandering
in de afrolomtrek van de banden weer met
het waarschuwingslampje
mentenpaneel.
De aanbevolen bandenspanning voor de af
fabriek geleverde banden is op het banden-
spanningsplaatje tegen de bestuurderspor-
tierstijl aangegeven → pag. 350.
De bandenspanning van alle banden inclu-
sief het reservewiel of noodreservewiel
moet maandelijks met koude banden wor-
den gecontroleerd en overeenkomen met
de fabrieksgegevens op het bandenspan-
ningsplaatje. Als de bandenmaat van de
gemonteerde banden afwijkt van de gege-
vens op het typeplaatje of het banden-
spanningsplaatje, moet de correcte ban-
denspanning worden bepaald.
De bandencontrole vervangt het regelmati-
ge onderhoud en de controle van de ban-
den niet. De bestuurder is ervoor verant-
woordelijk dat de correcte bandenspanning
altijd wordt aangehouden, zelfs als de ban-
Bandencontrolesystemen
in het instru-
341
Advertenties
