moeten zo nodig stoelbevestigingspunten
volgens de richtlijnen van de fabrikant door
een hiervoor gekwalificeerde specialist in
de bodemplaat worden bevestigd.
Ook voor naderhand ingebouwde stoelen
moeten gordelverankeringspunten en pas-
sende veiligheidsgordels aanwezig zijn.
WAARSCHUWING
Een verkeerde zithouding in de wagen kan
bij plotselinge rij- en remmanoeuvres, bij
een botsing of ongeval en bij activering
van de airbag het risico van zware of do-
delijke verwondingen vergroten.
·
Voor het begin van de rit moeten alle in-
zittenden van de wagen de juiste zit-
houding innemen en deze tijdens het rij-
den blijven aanhouden. Dit geldt ook
voor het omgespen van de veiligheids-
gordel.
·
Neem nooit meer personen mee dan er
zitplaatsen met veiligheidsgordels in de
wagen aanwezig zijn.
·
Kantel nooit de rugleuning sterk naar
achteren.
·
Houd de voeten tijdens het rijden altijd
in de voetenruimte. Leg nooit de voeten
op bijvoorbeeld de stoel of op het dash-
board. Houd de voeten nooit uit het
raam. De airbag en de veiligheidsgordel
kunnen dan geen bescherming bieden,
waardoor bij een ongeval een groter ge-
vaar bestaat voor lichamelijk letsel.
Gevaar door een verkeerde zithou-
ding
Raadpleeg
aan het begin van dit
hoofdstuk op pag. 44.
Als de veiligheidsgordels niet of verkeerd
omgegespt worden, wordt daarmee het ri-
sico van zware of dodelijke verwondingen
verhoogd. Veiligheidsgordels kunnen alleen
bij het juiste gordelverloop hun optimale
beschermende werking bereiken. Een ver-
keerde zithouding belemmert de bescher-
mende werking van de veiligheidsgordels
aanzienlijk. Het gevolg kan zware of zelfs
dodelijke verwondingen zijn. Het risico van
zware of dodelijke verwondingen wordt
vooral vergroot als een airbag die wordt ge-
activeerd de inzittende treft die een ver-
keerde zithouding heeft ingenomen. De be-
stuurder heeft de verantwoordelijkheid
voor alle inzittenden en vooral voor kinde-
ren die in de wagen worden vervoerd.
De volgende opsomming omvat voorbeel-
den van zithoudingen die voor alle inzitten-
den gevaarlijk kunnen zijn.
Wanneer de wagen in beweging is:
— Nooit in de wagen staan.
— Nooit op de stoelen staan.
— Nooit op de stoelen knielen.
— Nooit uw rugleuning sterk naar achteren
kantelen.
— Nooit tegen het dashboard leunen.
— Nooit op de zitplaatsen in de passagiers-
ruimte gaan liggen.
— Nooit op het puntje van de stoel gaan zit-
ten.
— Nooit dwars op de stoel gaan zitten.
— Nooit uit de ruiten leunen.
— Nooit de voeten uit het raam steken.
— Nooit de voeten op het dashboard leg-
gen.
— Nooit de voeten op de stoelzitting of de
stoelleuning leggen.
— Nooit in de voetenruimte meerijden.
— Nooit op de armsteunen gaan zitten.
— Nooit zonder omgegespte veiligheidsgor-
del op een zitplaats meerijden.
— Nooit in de laadruimte of op de laadvloer
gaan zitten tijdens een rit.
WAARSCHUWING
Elke verkeerde zithouding in de wagen
verhoogt bij ongevallen en plotselinge rij-
en remmanoeuvres het risico van zware
of dodelijke verwondingen.
·
Alle inzittenden moeten tijdens het rij-
den altijd de juiste zithouding aanhou-
den en de gordel juist dragen.
·
Door verkeerde zithoudingen, het niet
dragen van de veiligheidsgordel of een
te geringe afstand aanhouden tot de
airbag stellen de inzittenden zich bloot
aan levensgevaarlijke risico's van licha-
Zithouding
45