Schakelbak
Schakeltransmissie: versnelling
inschakelen
Afb. 103 Schakelschema van de 6-versnel-
lings schakeltransmissie
Afhankelijk van de uitrusting kan uw wagen
een 5-versnellings schakeltransmissie heb-
ben.
Vooruitversnelling inschakelen
Op de versnellingshendel zijn de standen
van de afzonderlijke versnellingen afge-
beeld →
afb.
103.
1.
Koppelingspedaal helemaal intrappen
en ingetrapt houden.
2. Versnellingshendel in de gewenste
stand brengen →
3. Koppelingspedaal voor het koppelen
loslaten.
In sommige landen moet het koppelings-
pedaal helemaal ingetrapt zijn om de mo-
tor te starten.
Achteruitversnelling inschakelen
1.
Achteruitversnelling alleen bij stilstaan-
de wagen inschakelen.
2. Koppelingspedaal helemaal intrappen
en ingetrapt houden →
3. Ring om de versnellingshendel om-
hoogtrekken en versnellingshendel he-
lemaal naar links en daarna naar voren
in de stand van de achteruitversnelling
afb. 103
bewegen.
→
R
152
Rijden
.
.
4. Koppelingspedaal voor het koppelen
loslaten.
Terugschakelen
Terugschakelen tijdens het rijden moet al-
tijd per versnelling plaatsvinden, dus in de
eerstvolgende lagere versnelling en mag
niet bij te hoge motortoerentallen plaats-
vinden →
. Bij hoge snelheden of motor-
toerentallen kan het overslaan van één of
meerdere versnellingen bij het terugscha-
kelen tot koppelings- en transmissieschade
leiden, ook als daarbij de koppeling niet
wordt ingeschakeld →
WAARSCHUWING
De wagen komt bij draaiende motor direct
in beweging, zodra u een versnelling in-
schakelt en het koppelingspedaal loslaat.
Dat geldt ook bij ingeschakelde parkeer-
rem.
·
Schakel nooit de achteruitversnelling in,
zolang de wagen in beweging is.
WAARSCHUWING
Snel accelereren kan leiden tot tractiever-
lies en slippen, met name op gladde we-
gen. Hierdoor kunt u de controle over de
wagen verliezen, wat tot ongevallen en
zware verwondingen kan leiden.
·
Accelereer alleen snel als het zicht, het
weer, de weg- en de verkeersomstan-
digheden dat toelaten en andere ver-
keersdeelnemers door de acceleratie
van de wagen en de rijstijl niet in gevaar
worden gebracht.
·
Pas altijd uw rijstijl aan de verkeers-
stroom aan.
·
Als ASR is uitgeschakeld, kunnen de
aangedreven wielen, vooral bij nat, glad
of verontreinigd wegdek, doordraaien.
Dit kan ertoe leiden dat de wagen niet
meer kan worden bestuurd of onder
controle kan worden gehouden.
WAARSCHUWING
Onjuist terugschakelen naar te lage ver-
snellingen kan tot gevolg hebben dat u de
controle over de wagen verliest en onge-
vallen en zware verwondingen veroorza-
ken.
.