·
Werk bij het gebruik van producten die
schadelijke dampen afgeven, altijd in
de buitenlucht of in een goed geventi-
leerde omgeving.
·
Gebruik nooit brandstof, terpentine,
motorolie, aceton of andere vluchtige
vloeistoffen voor de verzorging van de
wagen. Deze stoffen zijn giftig en licht
ontvlambaar. Ze kunnen brand en ex-
plosies veroorzaken!
LET OP
·
Vul alleen geschikte bedrijfsvloeistoffen
bij. Haal bedrijfsvloeistoffen in geen geval
door elkaar. Anders kunnen ernstige sto-
ringen en motorschade het gevolg zijn!
Weglopende bedrijfsvloeistoffen kun-
nen het milieu vervuilen. Vang gemor-
ste bedrijfsvloeistoffen op in geschikte re-
servoirs en lever deze vakkundig en milieu-
bewust voor afvalverwerking in.
Ruitensproeiervloeistof
Afb. 196 In de motorruimte: Vuldop van het
ruitensproeiervloeistofreservoir
Ruitensproeiervloeistofpeil regelmatig con-
troleren en zo nodig bijvullen.
In de vulpijp van het ruitensproeiervloei-
stofreservoir zit een zeef. De zeef houdt
grotere vuildeeltjes bij het bijvullen bij de
ruitensproeiers vandaan. De zeef alleen
verwijderen om schoon te maken. Als de
zeef beschadigd is of ontbreekt, kunnen bij
het bijvullen vuildeeltjes in het systeem te-
rechtkomen, die verstopping van de ruiten-
sproeiers tot gevolg hebben.
1.
Voorklep openen
Het ruitensproeiervloeistofreservoir is
aan het symbool
herkennen →
afb.
196.
2. Controleer of er nog voldoende ruiten-
sproeiervloeistof in het reservoir zit.
3. Voor het bijvullen helder water, echter
geen gedestilleerd water, met een ge-
schikte ruitenreiniger mengen →
Mengvoorschriften op de verpakking in
acht nemen.
4. Bij lage buitentemperaturen een speci-
aal middel ter bescherming tegen be-
vriezing toevoegen, zodat het water niet
kan bevriezen →
.
WAARSCHUWING
Als koelvloeistofconcentraat of vergelijk-
bare niet-geschikte additieven aan de rui-
tensproeiervloeistof worden toegevoegd,
kan zich een olieachtige laag op de voor-
ruit vormen, waardoor het zicht aanzien-
lijk wordt belemmerd.
·
Gebruik schoon, helder water, echter
geen gedestilleerd water, met een ge-
schikte ruitenreiniger.
·
Voeg aan de ruitensproeiervloeistof zo
nodig een geschikt middel ter bescher-
ming tegen bevriezing toe.
LET OP
Als er onjuiste reinigingsmiddelen worden
toegevoegd, kunnen de bestanddelen
neerslaan en daardoor verstopping van de
ruitensproeiers tot gevolg hebben.
·
Gebruik nooit niet-geschikte reinigings-
middelen.
Motorolie
Inleiding
Motoroliesoorten zijn afgestemd op de ei-
sen van de motoren, uitlaatgasreinigings-
systemen en de brandstofkwaliteit. Bij alle
verbrandingsmotoren komt de motorolie
met verbrandingsresten en brandstof in
Ruitensproeiervloeistof
→ pag. 325.
op de vuldop te
.
327