Bestuurdersinformatie
Symbolen in het instrumen-
tenpaneel
De waarschuwings- en controlelampjes ge-
ven waarschuwingen, storingen of bepaal-
de functies aan. Sommige waarschuwings-
en controlelampjes gaan bij het inschake-
len van het contact branden en moeten na
enige tijd weer uit gaan.
Controlelampjes die in de lichtschakelaar
gaan branden, worden in het hoofdstuk
"Licht" beschreven → pag. 110.
WAARSCHUWING
Het negeren van brandende waarschu-
wingslampjes en tekstmeldingen kan stil-
vallen van de wagen in het verkeer, onge-
vallen en zware verwondingen tot gevolg
hebben.
·
Nooit brandende waarschuwingslamp-
jes en tekstmeldingen negeren.
·
Breng de wagen tot stilstand, zodra het
mogelijk en veilig is.
Symbool Betekenis
Niet verder rijden!
Centraal waarschuwings-
lampje → pag. 19, → pag. 20,
→ pag. 30
Veiligheidsgordel niet omge-
gespt → pag. 48
Parkeerrem ingeschakeld
→ pag. 189, → pag. 191
Niet verder rijden!
Storing in remsysteem → pag.
144
Niet verder rijden!
Remvloeistofpeil laag → pag.
335
Niet verder rijden!
Elektromechanische rembekr-
achtiger defect → pag. 212
16
Bestuurdersinformatie
Symbool Betekenis
Niet verder rijden!
Storing in koelvloeistofsys-
teem → pag. 30
Rempedaal intrappen! → pag.
166
Motoroliepeil te laag → pag.
331
Niet verder rijden!
Motoroliedruk te laag → pag.
331
Niet verder rijden!
Storing in koelsysteem → pag.
334
Niet verder rijden!
Storing in stuurinrichting
→ pag. 160
Storing in de motorregeling
→ pag. 148, → pag. 151
Niet verder rijden!
12 volt accu → pag. 340
Botsingswaarschuwing
→ pag. 174
Besturing direct overnemen
→ pag. 183
Storing in SCR-systeem
→ pag. 300
AdBlue®-peil te laag → pag.
300
Storing in SCR-systeem
→ pag. 300
Centraal waarschuwings-
lampje → pag. 19, → pag. 212
Storing in gordelstatusindica-
tie → pag. 49