WAARSCHUWING
Motorolie kan vlam vatten als deze op he-
te motoronderdelen terechtkomt. Dit kan
brand, brandwonden en andere zware
verwondingen veroorzaken.
·
Controleer altijd of het deksel van de
motorolievulopening na het bijvullen
stevig dichtgedraaid is en de oliepeil-
stok weer correct in de geleidingspijp is
gestoken. Hierdoor wordt voorkomen
dat er bij draaiende motor motorolie op
hete delen van de motor terechtkomt.
·
Als motorolie op koude motoronderde-
len wordt gemorst, kan het bij draaien-
de motor heet worden en vlam vatten.
LET OP
·
Als het motoroliepeil in het gebied →
197
staat, start de motor dan niet.
A
Neem contact op met een hiervoor ge-
kwalificeerde specialist.
·
Let er bij het bijvullen van bedrijfsvloei-
stoffen op dat de juiste bedrijfsvloeistof-
fen in de juiste reservoirs worden gevuld.
Het gebruik van verkeerde bedrijfsvloei-
stoffen kan ernstige storingen en schade
aan de motor tot gevolg hebben.
Probleemoplossingen
Raadplaag
,
en
aan het begin van dit hoofdstuk op
pag. 327.
Motoroliedruk te laag
Het waarschuwingslampje knippert rood.
Er wordt een melding weergegeven op het
display in het instrumentenpaneel.
Niet verder rijden! Dit zou kunnen lei-
den tot schade aan de motor.
1.
Zodra het mogelijk en veilig is de wagen
tot stilstand brengen.
2. Motor afzetten.
3. Motoroliepeil controleren → pag. 329.
4. Als het waarschuwingslampje knippert,
hoewel het motoroliepeil in orde is, niet
verder rijden of de motor laten draaien.
Dit zou kunnen leiden tot schade aan de
Het waarschuwingslampje knippert rood.
Er wordt een melding weergegeven op het
display in het instrumentenpaneel.
Niet verder rijden! Dit zou kunnen lei-
den tot schade aan de motor.
1.
2. Motor afzetten.
3. Motoroliepeil controleren → pag. 329.
4. Indien nodig, motorolie voorzichtig in
afb.
5. Als het waarschuwingslampje brandt,
Het controlelampje brandt geel. Er wordt
een melding weergegeven op het display in
het instrumentenpaneel.
op pag. 322 en
1.
2. Motor afzetten.
3. Motoroliepeil controleren → pag. 329.
4. Zo nodig, voorzichtig in kleine hoeveel-
5. Als het controlelampje brandt, hoewel
motor. De hulp van een specialist in-
schakelen.
Motoroliepeil zeer laag
Zodra het mogelijk en veilig is de wagen
tot stilstand brengen.
kleine hoeveelheden bijvullen tot het
motoroliepeil weer in het normale ge-
bied staat of het bijvuladvies in het in-
strumentenpaneel opvolgen → pag.
329.
hoewel het motoroliepeil in orde is, niet
verder rijden of de motor laten draaien.
Dit zou kunnen leiden tot schade aan de
motor. De hulp van een specialist in-
schakelen.
Motoroliepeil te laag
Zodra het mogelijk en veilig is de wagen
tot stilstand brengen.
heden motorolie bijvullen, niet meer
dan in totaal 0,5 l (0,5 qt) of het bijvul-
advies in het instrumentenpaneel op-
volgen.
het motoroliepeil in orde is, niet verder
rijden of de motor laten draaien. Dit zou
kunnen leiden tot schade aan de motor.
De hulp van een specialist inschakelen.
Motorolie
331