te verlichten en door andere verkeers-
deelnemers te worden gezien.
·
Schakel het dimlicht bij duisternis, neer-
slag en slecht zicht altijd in.
·
Bij de dagrijverlichting worden de ach-
terlichten niet mee ingeschakeld. een
auto waarbij de achterlichten niet zijn
ingeschakeld, kan bij duisternis, regen
of slecht zicht door andere verkeers-
deelnemers niet gezien worden.
WAARSCHUWING
De automatische aansturing van de rijver-
lichting
schakelt het dimlicht alleen
in en uit als de lichtsterkte verandert.
·
Schakel bij bijzondere weersomstan-
digheden, bv. bij mist, het dimlicht
handmatig in.
Als de achteruitversnelling wordt in-
geschakeld en donkerheid wordt her-
kend, wordt de statische bochtenverlich-
ting aan beide zijden van de auto ingescha-
keld om de omgeving bij het manoeuvreren
beter te verlichten
Mistlampen in- en uitschakelen
Mistlampen inschakelen
1.
Contact inschakelen.
2. Toets
indrukken → pag. 110.
Het controlelampje
groen.
Mistlampen uitschakelen
1.
Toets
opnieuw indrukken.
Mistachterlicht inschakelen
1.
Contact inschakelen.
2. Toets
indrukken → pag. 110.
Het controlelampje
brandt en daarnaast brandt het contro-
lelampje
in het instrumentenpaneel
geel.
Mistachterlicht uitschakelen
1.
Toets
opnieuw indrukken.
Als bij uitgeschakelde verlichting
ingeschakeld stadslicht
schakelde automatische aansturing van de
rijverlichting
ingeschakeld, wordt ook het dimlicht inge-
schakeld, ongeacht de omgevingshelder-
heid.
verbonden aanhangwagen is uitgerust met
mistachterlicht, wordt het mistachterlicht
van de wagen niet ingeschakeld.
Lichtfuncties
Stadslicht
Als het stadslicht
den beide koplampen met stadslicht, delen
van de achterlichten, de kentekenplaatver-
lichting alsmede de knoppen in de midden-
console en de toetsen in het dashboard.
Vanaf een snelheid van ongeveer 10 km/h
(6 mph) wordt de automatische aansturing
van de rijverlichting geactiveerd.
Automatische aansturing rijverlichting
Als de automatische aansturing van de rij-
verlichting is ingeschakeld, schakelen de
wagenverlichting en de instrumenten- en
schakelaarverlichting in de volgende om-
standigheden automatisch in:
— De lichtsensor heeft herkend dat het
in de knop brandt
— De ruitenwissers vóór zijn gedurende lan-
Bij ingeschakeld licht brandt het controle-
lampje geel.
De automatische aansturing van de rijver-
lichting is slechts een hulpmiddel en kan
niet alle rijsituaties goed genoeg herken-
nen.
Als de betreffende uitrusting aanwezig is,
in de toets
kan het inschakeltijdstip van de automati-
sche aansturing van de rijverlichting in de
wageninstellingen in het infotainmentsys-
teem worden ingesteld → pag. 34.
Statische bochtenverlichting
Als het dimlicht is ingeschakeld, wordt bij
langzaam afslaan of in zeer scherpe boch-
,
of inge-
de mistlampen worden
Wagens met af fabriek gemonteerd
trekhaaksysteem: als een elektrisch
is ingeschakeld, bran-
donker is.
gere tijd ingeschakeld.
Rijverlichting
111