nen, daarna het contact uitschakelen. Zo-
lang de wagen niet wordt vergrendeld, blijft
ook de stuurkolom ontgrendeld.
Tegenstuurhulp
De tegenstuurhulp ondersteunt de bestuur-
der bij het sturen in kritieke rijsituaties.
Daarbij helpen extra stuurkrachten de be-
stuurder bij het tegensturen →
WAARSCHUWING
Als de stuurbekrachtiging niet werkt, kan
het stuurwiel alleen met veel kracht wor-
den gedraaid en kan het besturen van de
wagen zwaar worden.
·
Afhankelijk van de uitrusting werkt de
stuurbekrachtiging alleen als de motor
draait.
·
Laat uw wagen nooit met afgezette
motor rollen.
·
Trek nooit de wagensleutel uit het con-
tact zolang de wagen in beweging is. De
stuurkolomvergrendeling kan vergren-
delen en de wagen kan niet meer wor-
den bestuurd.
WAARSCHUWING
De tegenstuurhulp helpt samen met de
ESC de bestuurder bij het sturen van de
wagen in kritische rijsituaties. De bestuur-
der moet in elk geval de wagen besturen.
De wagen wordt niet door de tegenstuur-
hulp bestuurd.
LET OP
Laat bij het afslepen van de wagen het con-
tact ingeschakeld, zodat het stuurwiel niet
geblokkeerd is en de knipperlichten, de cla-
xon, de ruitenwissers en de ruitensproeier-
installatie kunnen worden ingeschakeld.
Probleemoplossingen
Storing in stuurinrichting
Het waarschuwingslampje brandt of knip-
pert rood.
Er is sprake van een storing in de elektro-
mechanische stuurinrichting of de elektro-
nische stuurkolomvergrendeling.
160
Rijden
Als het waarschuwingslampje rood brandt,
kan het stuurwiel zwaar draaien, omdat de
elektromechanische stuurinrichting is uit-
gevallen.
Als het waarschuwingslampje rood knip-
pert, kan de stuurkolom niet worden ont-
grendeld.
Niet verder rijden!
.
1.
De hulp van een specialist inschakelen.
Storing in stuurinrichting
Het controlelampje brandt of knippert geel.
De stuurinrichting reageert zwaarder of ge-
voeliger dan gewoonlijk.
Het controlelampje brandt permanent:
1.
De motor opnieuw starten en langzaam
een kort traject rijden.
2. Als het controlelampje blijft branden,
een hiervoor gekwalificeerde specialist
opzoeken.
Het controlelampje knippert:
1.
Stuurwiel iets heen-en-weerdraaien.
2. Contact uitschakelen en opnieuw in-
schakelen.
3. Let op meldingen op het display in het
instrumentenpaneel.
4. Als na het inschakelen van het contact
het controlelampje blijft knipperen, niet
verder rijden.
5. De hulp van een specialist inschakelen.