Programmering van variabelen | Tabeltoegang met SQL-opdrachten
23.6.10 Voorbeeld
In het onderstaande voorbeeld wordt het gedefinieerde materiaal uit de tabel
(WMAT.TAB) uitgelezen en als tekst in een QS-parameter opgeslagen. Het volgende
voorbeeld toont een mogelijke toepassing en de vereiste programmastappen.
Teksten uit QS-parameters kunt u bijv. met de functie FN 16 in eigen
protocolbestanden blijven gebruiken.
Synoniem gebruiken
0 BEGIN PGM SQL_READ_WMAT MM
1 SQL Q1800 "CREATE SYNONYM
my_table FOR 'TNC:\table-
\WMAT.TAB'"
2 SQL BIND QS1800 "my_table.WMAT"
3 SQL QL1 "SELECT WMAT FROM
my_table WHERE NR==3"
4 SQL FETCH Q1900 HANDLE QL1
5 SQL ROLLBACK Q1900 HANDLE QL1
6 SQL BIND QS1800
7 SQL Q1 "DROP SYNONYM my_table"
8 END PGM SQL_READ_WMAT MM
Stap
1 Synoniem
maken
2 QS-parame-
ters koppelen
3 Zoeken
definiëren
4 Zoeken
uitvoeren
5 Transactie
afsluiten
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022
; Synoniem maken
; QS-parameters koppelen
; Zoeken definiëren
; Zoeken uitvoeren
; Transactie afsluiten
; Parameterkoppeling verbreken
; Synoniem wissen
Verklaring
Een synoniem aan een pad toewijzen (lange padnaam door korte naam vervangen)
Het pad TNC:\table\WMAT.TAB staat altijd tussen aanhalingstekens
Het geselecteerde synoniem is my_table
Een QS-parameter aan een tabelkolom koppelen
QS1800 is in NC-programma's vrij beschikbaar
Het synoniem vervangt de invoer van het volledige pad
De gedefinieerde kolom uit de tabel heeft de naam WMAT
Een zoekdefinitie omvat de opgave van de overdrachtswaarde
De lokale parameter QL1 (vrij te kiezen) dient voor identificatie van de transactie
(meerdere transacties gelijktijdig mogelijk)
Het synoniem bepaalt de tabel
De invoer WMAT bepaalt de tabelkolom van het leesproces
De invoeren NR en ==3 bepalen de tabelregel van het leesproces
Geselecteerde tabelkolom en tabelregel definiëren de cel van het leesproces
De besturing voert het leesproces uit
SQL FETCH kopieert de waarden uit de result-set naar de gekoppelde Q- of QS-
parameters
0 voltooid leesproces
1 foutief leesproces
De syntaxis HANDLE QL1 is de door de parameter QL1 aangeduide transactie
De parameter Q1900 is een retourwaarde om te controleren of de gegevens zijn
uitgelezen
De transactie wordt afgesloten en de gebruikte resources worden vrijgegeven
23
1373