Programmering van variabelen | Variabelen: Q-, QL-, QR- en QS-parameters
Instructies
Met de optionele machineparameters fn16DefaultPath (nr. 102202) en fn16De-
faultPathSim (nr. 102203) definieert u een pad waaronder de besturing de
uitvoerbestanden opslaat.
Als u als doelpad van het uitvoerbestand alleen de bestandsnaam definieert, slaat
de besturing het uitvoerbestand op in de map van het NC-programma.
Wanneer u zowel in de machineparameters als in de functie FN 16 een pad
definieert, geldt het pad uit de functie FN 16.
Als het opgeroepen bestand zich in dezelfde directory bevindt als het oproepende
bestand, kunt u ook alleen de bestandsnaam zonder pad invoeren. Wanneer u
het bestand met het keuzemenu selecteert, gaat de besturing automatisch zo te
werk.
Met de functie %RS in het bronbestand neemt de besturing de volgende inhoud
ongeformatteerd over. Daardoor kunt u bijvoorbeeld een pad met QS-parameters
uitgeven.
Voor de uit te voeren teksten kunt u de tekenset UTF-8 gebruiken.
Voorbeeld
Voorbeeld van een tekstbestand dat een logbestand met variabele lengte uitvoert:
"MEETPROTOCOL";
"%S",QS1;
M_EMPTY_HIDE;
"%S",QS2;
"%S",QS3;
M_EMPTY_SHOW;
"%S",QS4;
M_CLOSE;
Voorbeeld van een NC-programma dat uitsluitend QS3 definieert:
95 Q1 = 100
96 QS3 = "Pos 1: " || TOCHAR( DAT+Q1 )
97 FN 16: F-PRINT TNC:\fn16.a / SCREEN:
Voorbeeld van de beeldschermuitvoer met twee lege regels die door QS1 en QS4
ontstaan:
Systeemgegevens lezen met FN 18: SYSREAD
Toepassing
Met de functie FN 18: SYSREAD kunnen systeemgegevens gelezen en in variabelen
opgeslagen worden.
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022
23
1329