Programmering van variabelen | Variabelen: Q-, QL-, QR- en QS-parameters
Syntaxis
Koppelingsfunctie
Natuurlijk logaritme (LN) van een getal
LN
vormen
Grondgetal = e = 2,7183
Bijv. Q15 = LN Q11
Logaritme van een getal vormen
LOG
Grondgetal = 10
Bijv. Q33 = LOG Q22
Exponentiële functie (e ^ n)
EXP
Grondgetal = e = 2,7183
Bijv. Q1 = EXP Q12
Waarden negeren
NEG
Vermenigvuldigen met -1
Bijv. Q2 = NEG Q1
Cijfers na de komma afbreken
INT
Integer getal vormen
Bijv. Q3 = INT Q42
Absolute waarde van een getal vormen
ABS
Bijv. Q4 = ABS Q22
Posities vóór het decimaalteken van een getal
FRAC
afsnijden
Fractioneren
Bijv. Q5 = FRAC Q23
Voorteken van een getal controleren
SGN
Bijv. Q12 = SGN Q50
Wanneer Q50 = 0, dan is SGN Q50 = 0
Wanneer Q50 < 0, dan is SGN Q50 = -1
Wanneer Q50 > 0, dan is SGN Q50 = 1
Modulogetal (rest bij deling) berekenen
%
bijv. Q12 = 400 % 360 Resultaat: Q12 = 40
U kunt ook koppelingsfuncties voor strings, dus tekenreeksen, definiëren.
Voorbeeld
Vermenigvuldigen en delen gaan voor optellen en aftrekken
11 Q1 = 5 * 3 + 2 * 10
1. Rekenstap 5 * 3 = 15
2. Rekenstap 2 * 10 = 20
3. Rekenstap 15 + 20 = 35
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022
Het commando INT rondt niet af,
maar verbergt alleen de posities na
de komma.
; Score = 35
Prioriteit
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
23
1339